Over de Duitse supermarkten

Als ik in Nederland boodschappen deed, dan deed ik dit 9 van de 10 keer bij de Appie. Je betaalt iets meer maar daar in tegen hebben ze wel een enorm uitgebreid assortiment en praktische verpakkingen zoals de zakjes voorgesneden groente. De Duitse supermarkten, de Lidl en Aldi, staan in Nederland bekent als dé discount supermarkten. Het is er vaak een teringbende is en als iets er niet staat heb je pech. Ook deze service is bij de prijs inbegrepen, deze is dan ook beduidend lager dan die van de Appie. Tussen deze twee uitersten hebben wij nog een breed scala aan andere kwalitatieve supermarkten. Kortom een mens kan zijn geluk niet op in Nederland als hij/zij een supermarkt liefhebber is. 

Ik wist dat ik mijn geliefde Appie los moest laten in de tijd dat ik hier zal zitten maar dat het aanpassingsverschil zó groot zou zijn had ik mij niet voor mogen kunnen houden. Van Kaisers tot Aldi, het is allemaal anders en, mijn excuses voor mijn woordgebruik, platweg kut. Gaarne geef ik een opsomming waarin duidelijk wordt waarom de Duitse supermarkten zo afschuwelijk zijn. 

Het eerste wat je doet als je een supermarkt binnenkomt is een mandje pakken. Dit concept is de Duitsers compleet vreemd. In het gros van de supermarkten is nergens een mandje te vinden. Je hebt de keuze uit een karretje, een doos uit een van de schappen rukken of tamelijk onhandig alles in je handen te houden terwijl je verder winkelt. In de enkele supermarkt die wel mandjes heeft staan ze altijd ergens half onder de kassa met een rij mensen ervoor en geen medewerker die eraan denkt om deze bij de ingang te zetten. 

Ten tweede heb je voor de verse producten alleen maar grote verpakkingen. Eén stukje kipfilet wordt niet verkocht, men wordt gelijk geacht er minstens 3 te kopen. Verse voorgesneden groenten in de handige zakjes zit er ook niet bij en als je dan een aubergine wil kopen worden deze enkel per 3 verkocht. Het zelfde geldt voor prei, wortels en champignons. De diepvries afdeling daar in tegen puilt uit van de ingevroren groente. Maar de meeste plaats in de diepvries is nog wel gereserveerd voor ijs. Sta niet gek te kijken als de helft van de diepvries voor ijs is. 

Ten derde is de supermarkt of erg klein en heeft het een beperkt assortiment of hij is redelijk groot en heeft een beperkt assortiment qua voedingsmiddelen. Verse hamburgers of shoarmavlees vinden kan een hele zoektocht zijn die een bezoek aan 3 supermarkten kan beslaan voordat je besluit om dan toch maar iets anders te maken. 

Ten vierde is het Duitse brood ‘meestal’ een ramp. Na een zoektocht van 2 weken heb ik lekker vers brood gevonden bij de Lidl. Het probleem is alleen dat dit vaak al op is voordat ik na mijn taalcursus en middagactiviteiten de Lidl binnen kom. Kenmerken van het gros van de brooden zijn als volgt: Het valt in no time uit elkaar, na 15 minuten heb je alweer honger en het smaakt helemaal nergens naar. 

Ten vijfde is het overal nog vrij prijzig. Waarin je zelfs bij de Appie nog genoeg producten hebt die nog onder de 1 euro zijn, zijn deze in iedere willekeurige Duitse supermarkt erg moeilijk te vinden. 

Tot slot is het personeel wat er rond loopt vaak te beroerd om maar een stap opzij voor je te doen. Zeker bij de Lidl die voor mij het dichtste bij is heb ik soms het idee dat ze van random leeftijden derde klas prostituees van de straat hebben geplukt en ze een Lidl shirtje hebben aangetrokken. Ik ben vandaag voor de verandering eens de Aldi gaan proberen maar hier was het, voor zover het nog kon, nog bedroevender. De winkel stond voor 1/3 vol met de bekende niet-supermarkt-rotzooi die de Aldi altijd aanbiedt, de lampen waren nog depressiever dan bij de Lidl en er hing een algehele stemming van een uitvaart.  

Zijn er nog voordelen ten opzicht van Nederland? Jazeker, enige nuancering is wel op zijn plaats in dit stuk. De afdeling drank en frisdrank is beduidend goedkoper dan in Nederland. Voor een a-merk halve liter bier betaal je zo’n 70 cent. Ik vrees dat er dus maar een uitweg is uit dit treurige supermarktlandschap…   

Over mijn woning en de buurt waarin in woon

Het is alweer bijna een week geleden dat ik in Berlijn ben aangekomen. Na een treinreis van zo’n 6 uur stond ik afgelopen zondag rond 17:30 op het Berlin Hauptbahnhof en zat ongeveer een uur later in mijn hotelkamer. De volgende ochtend kon ik vanaf 9 uur de sleutel op halen aan de Sewanstraße 219, 10391 Berlin.    

            De Sewanstrße ligt in het district Lichtenberg, en omdat dit een nogal groot district is(van de Berlijns Bijlmer Marzahn in het noordoosten tot Karlshorst in het zuid-oosten) zal ik mijn nieuwe buurt verder helpen te lokaliseren door eraan toe te voegen dat ik bij de U-bahn halte Tierpark uit moest stappen. Nadat ik met mijn drie overvolle tassen het ochtendlicht tegemoet trad en eens rustig om mij heen keek bekroop mij het gevoel dat ik 30 jaar terug in de tijd was gegaan. Wat ik om mij heen zag leek zo uit een DDR woningbouw brochure te komen en naarmate ik verder liep naar mijn adres werd dit gevoel alleen maar versterkt. Hoge hoekige flatgebouwen uit de jaren ’70 keken op mij neer en overal waar ik keek stonden zij. Tussen de flatgebouwen was veel groen en lagen brede wegen die al enige tijd een onderhoudsbeurt nodig hadden. Er waren niet veel mensen op straat en een ochtendzonnetje probeerde de boel nog een beetje op te vrolijken. Na tien minuten stond ik voor het portiek van de Sewanstrße 219. Het was precies een zelfde soort flat die ik op mijn weg erheen had gezien. Hoe kon het ook anders.

            Ik kon mijn sleutel ophalen in het kantoor van mevrouw Katz. Mevrouw Katz was een kleine vrouw van ver in de vijftig met een bril uit de vroege jaren ’50 en donkerrood geverfd haar dat een niet heel natuurlijk volume had. Ik gaf mijn paspoort en melde dat ik mijn sleutel op kwam halen. Ze gebaarde mij plaats te nemen in een stoel tegenover haar bureau en zei dat ze dezelfde ochtend ook een Nederlandse jongen had ingeschreven. Hij heette Arthur en zij keek mij over haar bril vragend aan, of ik hem kende? ‘Nee, sorry mevrouw, die ken ik niet‘ zei ik maar in de hoop dat ze niet boos werd. Ik kreeg uiteindelijk appartement WE 25.13.03.31 toegewezen. Dit kwam er in de praktijk op neer dat ik bij portiek 213 moest zijn, op de derde etage, de rechterdeur en dan kamer 31. Ik dankte haar vriendelijk en verliet haar kantoor, op naar appartement WE 25.13.03.31.

            Toen ik de deur van het appartement openmaakte was het er stil. Op de bel naast de deur zag ik dat er al twee mensen woonde, hun namen waren op papier geschreven en dit was met plakband bevestigd aan de bel. Voordat ik vertrok en het met vrienden over mijn woonsituatie hier had maakte men vaak grapjes over de identiteit van mijn toekomstige huisgenoten. Twee Zweedse schonen was de mogelijkheid die het vaakst genoemd werd. Helaas was de realiteit anders. Uit de namen kon ik niet goed de sekse opmaken, het waren twee exotische namen waarvan ik jullie de exacte spelling en uitspraak zal sparen, al is het maar omdat ik er zelf nog steeds geen weet van heb. Maar uit de schoenen die voor hun deuren stonden kon ik er bijna 100% zeker van zijn dat het jongens waren. Ik bleek uiteindelijk met een jongen uit Azerbeidzjaan en een jongen uit Nigeria te wonen. Twee aardige jongens maar een wereld van verschil met de eerder genoemde Zweedse schonen. De Azerbeidzjaan is inmiddels alweer vertrokken voor een stage in Brussel en zijn kamer is dus weer vrij gekomen. Hoewel een Zweedse schone nog steeds een gedachte is die ik koester zal ik niet te hoog inzetten. Een Nederlandse jongen is ook gezellig, misschien stuurt mevrouw Katz wel Arthur?

            Het appartement was verder goed onderhouden en mijn kamer was al voorzien van een bed met matras, bureau, kleding kast en boekenkast. Echter miste ik gordijnen en lampen. De gordijnen heb ik van de Azerbeidzjaan over kunnen kopen en wat betreft licht ben ik iets primitiever gaan leven, kaarsen zijn erg gezellig. Verder heb ik mijn kamer de afgelopen dagen wat op kunnen fleuren met een grote kaart van Berlijn, waarop ik met pen iedere dag teken hoe en waar ik gelopen heb, en enkele posters van musea die ik heb bezocht. Hoewel het woord gezellig nog niet echt van toepassing is kan je het zeker wel aangenaam noemen.

            Tot slot wil ik nog wat kwijt over de buurt waarin in nu woon. Zoals ik al zei staan er een hoop flats uit de DDR-tijd. Dit zijn de zogenaamde plattenbau-woningen. Door de SED, de communistische partij van de DDR, vluchtig in elkaar gezet met goedkope en saaie materialen om zo snel mogelijk aan ieder gezin een ruime drie-kamer woning aan te bieden. Het woningtekort zou met het behalen van het jaar 2000 opgelost moeten zijn. Helaas voor de DDR liep de geschiedenis anders en staat heel voormalig oost-Duitsland nu vol met dit soort flats, ook in mijn wijk dus. De kolossen worden veelvuldig afgewisseld met brede groenstroken en speelplaatsen voor kinderen. Ook loop ik iedere dag nog langs een, nog operationeel, oud buurtzwembadje en basisschool. Het ontbrak de mensen in de DDR aan een hoop, maar niet aan sociale voorzieningen. Veel flatgebouwen zijn een beetje opgeleukt met wat likken verf maar erg veel heeft het niet veranderd. Ze zien er nog steeds uit als de creaties uit de blokkendoos van een kind, maar dan zonder de onbegrensde creativiteit van een kind, en met de pragmatische inslag van een SED-planoloog.

            De buurt is verder erg rustig. Overdag lopen er vooral oudere mensen hun hond uit te laten en eind van de middag/begin van de avond zie je wat kinderen op straat en mensen die naar huis toe gaan. Door de rust en stilte voelt het zeker niet onveilig aan. Eerder een beetje lethargisch. Bij het U-bahn station staat nog wel een winkelcentrum. Het is moeilijk te zeggen wanneer het gebouwd is maar het heeft het meeste weg van een ruimteschip dat uit de jaren ’80 stamt. Ook is hier een supermarkt in gevestigd die, het is het vermelden waard, 6 dagen per week van 7 uur s’ochtend tot 00 uur s’nachts geopend is.

            Kortom, het is nog even wennen allemaal. Volgende week begint mijn taalcursus en hoop ik wat nieuwe mensen te leren kennen. Ik begin al redelijk ingeburgerd te raken als ik af ga op hoeveel Nederlandse toeristen mij in gebrekkig Duits of engels de weg vragen. Een echte Duitser ben ik nog niet en zal ik ook nooit worden. Maar iemand met veel interesse voor de stad en het land wel. Ik hoop de komende maanden daarvan verslag te kunnen doen op deze blog. Niet alleen van alles wat ik doe, want dat zal veel in de bibliotheek zitten en leest dus niet heel leuk, maar vooral van wat ik zie en over interessante plekken in de stad.

Volgende keer een stukje over het Kulturforum, het gebied waar de prachtige bibliotheek staat vanwaaruit ik dit schrijf.

Foto’s volgen nog, ik ben het kabeltje van mijn telefoon vergeten.