Intermezzo: fictie

 

 

 

Image

 

 

Imitatie 

I

Vijf jaar geleden verdween mijn verloofde. Zij is voor het laatst gezien door een barman en twee verschillende mannen op twee verschillende plekken. Een lichaam is nooit gevonden. Ik heb sindsdien nooit meer iets van haar vernomen.  

Op de dag van haar verdwijning was het broeierig warm geweest met onweer en regen in de namiddag. In de avond was de temperatuur aangenamer geworden met zelfs een koel briesje. 

De eerste man zag haar rond middernacht terwijl zij net uit een café kwam. Hij wilde net in een taxi stappen, had even oogcontact met haar, knikte vriendelijk en keek haar nog even na terwijl zij hem voorbij liep. De taxichauffeur had haar niet gezien aangezien hij de koffers van zijn klant in de achterbak aan het plaatsen was. Op het moment dat de chauffeur achter het stuur plaats nam was zij al uit het gezichtsveld verdwenen zo verklaarde chauffeur en klant later aan de politie. 

De andere getuige zag haar nog geen half uur later een galerie ingaan waar zij al snel weer uit kwam met een pakket onder haar arm. Het was langwerpig en had de omtrek van een schilderij. Hij stond buiten voor een café te roken toen zij uit een steeg, langs het cafe, naar de galerie liep. Hoewel zijn sigaret al op was voordat zij naar buiten kwam bleef hij nog even staan. Haar uiterlijk had zijn aandacht getrokken en hij hoopte haar nog even te zien voordat hij weer naar binnen ging. Zoals gezegd was het aangenaam weer die avond en geen straf om nog even buiten te blijven staan. De lichten in de galerie bleven uit en toen de man na vijf minuten wachten weer het café in wilde gaan, hij had zich al opgedraaid, hoorde hij de deur van de galerie opengaan en het geluid van haar hakken op de stoeptegels. Hij draaide zich om en zag haar, met het pakket onder haar arm, van hem weg lopen in de richting van het station. Hierna heeft niemand haar ooit nog gezien.

Toch zijn er een aantal vreemde punten in de zaak die nooit opgehelderd zijn. Zo werd mijn verloofde door de getuigen gezien met verschillende soorten kleding aan. De eerste getuige verklaarde dat zij een rood cocktailjurkje, bruine trenchcoat, en zwarte hakken droeg. In haar hand had zij een zwarte leren vrouwentas en zij droeg een simpele gouden halsketting met een medaillon. De tweede getuige zag haar met dezelfde bruine trenchcoat maar met een blauwe jurk die tot haar knieën reikte. Zij droeg geen gouden maar een zilveren halsketting en de zwarte tas was verdwenen. De tas, rode jurk en gouden ketting zijn nergens meer gevonden. 

Uiteindelijk werd zij door de politie als dezelfde vrouw geïdentificeerd door twee kenmerken. Beide getuigen verklaarde dat de vrouw een langgerekt litteken op haar linker achilleshiel had en dat zij een relatief grote goudkleurige medaillon aan haar ketting droeg. Het litteken was een overblijfsel van een ongeluk dat zij had toen zij als kind in een auto-ongeluk terecht was gekomen. De auto van haar ouders werd in de vroege ochtend toen het gezin op vakantie wilde gaan geramd door een auto waar een alcoholist achter het stuur zat. Haar beide ouders hebben het ongeluk niet overleefd en zij moest door de brandweer uit het wrak gehaald worden. Ze had meerdere littekens hieraan overgehouden, niet alleen lichamelijk. Maar het litteken op haar achilleshiel deed haar aan de naamgever van de plek denken. Zij had immers het ongeluk overleefd ondanks de verwonding op die plek. Ze droeg het met een soort donkere humor, soms was ze er zelfs trots op. De medaillon was een geschenk van haar oma geweest, bij wie zij opgroeide na het ongeluk. Het was een familie erfstuk en als je hem opende keken de foto’s van haar ouders je aan. Daarnaast klopte ook beide beschrijvingen van haar volle lange blonde haren, lange benen en knappe gezicht. Tot slot kwam zij na die avond niet meer thuis en toen ik na 2 nachten ongerust werd ben ik naar de politie gegaan. Enkele maanden zag ik overal haar foto maar nadat de twee getuigen zich hadden gemeld strandde de zaak.   

De barman van het café waaruit zij rond middernacht was vertrokken kon haar nog herinneren maar heeft haar niet met iemand gezien daar. Het was rustig geweest die avond en vanuit zijn ooghoeken kon hij haar in de gaten houden. Ook hij voelde zich tot haar aangetrokken. Ze had een glas witte wijn gedronken en leek uit een boek te lezen maar er ook in te schrijven. Welk boek het was kon de barman niet zien. Toen het drukker werd was hij haar even vergeten. Ze had het café verlaten zonder te betalen, het was niemand opgevallen.  

De galerie waarin zij gezien was kon geen enkel werk vinden dat miste in de collectie. Hoe zij binnen was gekomen en welk schilderij zij had meegenomen bleef een compleet raadsel voor de galeriehouder. Het was niet duidelijk of zij een sleutel had of dat de deur al open was. Camerabeelden tonen haar enkel naar binnen gaan en weer buiten komen. Binnen had men geen camera’s. Hoewel de beelden niet heel scherp waren werd zij nogmaals gesignaleerd op beelden van ongeveer een week geleden voordat zij verdween. De galeriehouder kon haar bezoek alleen niet meer herinneren.    

Veel mensen hebben hun hoofd gebroken over deze zaak. Een arrogante misdaadverslaggever kwam met de theorie dat ze een gestolen schilderij zou hebben gevonden op een geheime plek in de galerie bij haar eerste bezoek. Hierna zou zij op zoek zijn gegaan naar kopers en het de avond van haar verdwijning hebben opgehaald en verkocht. Hierna zou zij zo snel mogelijk het land hebben verlaten om de politie te ontlopen. Echter tonen camerabeelden van het station en het vliegveld haar niet. Een andere verklaring die werd geopperd tijdens een debat in een populaire talkshow was dat zij het schilderij wilde verkopen aan duistere types. De deal is om een of andere manier mislukt en zij is door hen ontvoerd en ergens gedumpt om nooit meer gevonden te worden. Kranten stonden er weken lang vol mee en televisieprogramma’s besteedde er aandacht aan. In sommige werd ik als potentiële dader neergezet. Maar dat was onmogelijk want ik hield van haar en zij, geloofde ik, van mij. Ik had geen enkele reden om haar te laten verdwijnen. Iedereen in het land leek een idee te hebben maar de echte oplossing ontbrak. Na enkele maanden van vruchteloos politieonderzoek verdween de aandacht tot het alleen nog maar aan de familie was om zich af te vragen waar zij was. 

En ik? Wat geloofde ik? Ik wilde het niet geloven. Met haar verdwijning verloor mijn leven een duidelijke richting. Ik voelde mij een meteoriet die doelloos door de ruimte zweefde. Wachtend op een impact, op iets. Maar niets kwam. Ik voelde mij verloren en trok mij terug in het niets. Het niets kan beangstigend zijn maar na een tijd ook vertrouwd en rustgevend. Er is niets meer en zij is niets meer. Ik heb mij er uiteindelijk bij neergelegd dat mensen soms gewoon verdwijnen in het niets. Of zij het nu willen of niet, mensen verdwijnen. Ik geloofde in deze simpele stelling. Niet omdat ik alles aanneem zonder goede argumentatie maar omdat ik het nodig heb om niet verscheurd te worden door verdriet van haar verlies. Ook ik ben verdwenen uit het leven van mijn vrienden en familie. Ik was niet meer te verdragen voor ze, het niets deed te veel met mij als persoon. Het verdriet brak mij en nadat de maanden vorderden na haar vermissing verdween ik langzaam uit het leven van mijn vroegere vrienden en uit die van mij. Ik kon het niets niet meer bestrijden. Het had mij overwonnen en iedere ochtend werd ik wakker, opende mijn ogen en was er niets. Ik leed eronder maar vond een manier op verder te leven, accepteren en lijden. Het Niets had mij overwonnen maar vandaag sloeg ik terug. 

II

Ik bevond mij in een andere stad. Ik verliet vanmorgen na een paar uur onderzoek de bibliotheek van deze stad. Ik wilde een restaurantje of kroeg vinden waar ik iets kon eten maar kon in de straten rondom het gebouw niks vinden dat open was. Ik dwaalde een beetje af tot straten veranderde in smalle stegen en de huizen steeds smaller werden en lange schaduwen over mij wierpen. Donkere luchten begonnen zich boven mij samen te trekken en het werd ongewoon donker voor de tijd van de dag. Uit de wolken kwamen al snel regendruppels en na enkele minuten lopen ontstonden er grote plassen in de slecht geasfalteerde straatjes. Ik had geen paraplu bij mij maar zetten de kraag van mijn jas hoog op, dicht tegen mijn gezicht aan voor een beetje bescherming. Er stak een gure wind die door mijn kleding leek te snijden, alsof ik in een ijskoude zee zwom. De regen begon in mijn kleren te rekken en ik voelde hoe de kleding overal op mijn huid begon te plakken. Mijn zoektocht naar een lunchcafé bleek hopeloos te zijn in deze buurt en ik besloot om te schuilen onder het eerstvolgende afdakje. Ik voelde mij hopeloos verdwaald.  

De gevel boven mij beschermde mij tegen de regen maar de wind bleef hard waaien tegen mijn zeiknatte kleding. Ik nam nog een stap naar achteren en voelde hoe mijn rug in contact kwam met een houten deur die wat mee leek te geven. Ik draaide mij om en zag dat het de deur was van een antiekwinkel. . Er scheen een zwak licht en de etalageruit was erg stoffig waardoor ik niet goed naar binnen kon kijken maar er leek niemand binnen te zijn. Ik keek weer naar de lucht en omdat het er niet naar uit zag dat het snel droog zou worden ging ik naar binnen om op te warmen en te wachten tot het droog zou worden. Ik duwde met mijn hand tegen de deur en deze opende zich met een piepend geluid. Bij mijn eerste stap naar binnen leek de wind mij in mijn rug te blazen, alsof het zei ’ga naar binnen en kom niet meer terug in deze wereld.’  

Binnen leek het nog donkerder dan het door het raam leek. Ik zag niemand en hoorde ook niks. De ruimte stond vol met oude troep. Op een aantal tafels lagen ongepoetste sieraden en servies. Langs de wanden stonden houten kasten vol oude boeken die elkaar al decennia gezelschap leken te houden.  Door de gangpaden en bij de kasten stonden wat beelden en lampen. Bij de onbemande kassa stond een grote lamp die de ruimte zwakjes verlichtte. Ik zette een paar stappen. De vloer kraakte vreselijk maar nog steeds verscheen er niemand uit het donker. ’Hallo?’, riep ik maar kreeg geen antwoord. Enkel de ogen van levenloze beelden keken mij aan. Ik liep wat rond en zag dat de kasten vol stonden met oude kunstboeken, museumcatalogi, veilingsboeken en enkele kunsttheoretische boeken. In de hoek ontdekte ik achter een kast een smalle gang die naar een ruimte achterin het pand leek te voeren en waar enig daglicht leek te schijnen. De gang was smal en aan beide kanten geflankeerd met meer grote stapels oude stoffige boeken van onbekende schrijvers uit onbekende landen. Zij zijn verdwenen uit het collectieve geheugen van de mens, net als deze winkel leek het. 

De ruimte waar de gang in uitkwam werd, zoals ik het goed zag, verlicht door een groot raam dat op een binnenplaats keek. In het midden van de binnenplaats stond een kitscherig beeld van een nimf. Ze moest er al lang hebben gestaan aangezien ze voor een groot deel overgroeid was met mos en op meerdere plekken zwartgeblakerd was. Net toen mijn ogen begonnen te wennen aan het zwakke licht scheen er ineens fel zonlicht naar binnen die de kamer onderdompelde in een heldere gloed. Het stond vol met schilderijen en aan de muur, tegenover het raam, precies links van mij hing een schilderij wat ik niet direct thuis kon brengen maar wat een enorm gevoel van herkenning bij mij opriep. Ik kon even niet bewegen en de het zonlicht verdween weer.

Bevend haalde ik mijn portemonnee tevoorschijn en pakte hier een verkreukelde foto uit. Ik hield hem omhoog naast het schilderij en kon mijn ogen niet geloven. De vrouw in het schilderij leek sprekend op mijn verloofde.Ze was ouder geworden, maar toch sprekend. Toen zij verdween was zij nog begin twintig. Maar de vrouw op dit doek, moest eind twintig, begin dertig zijn. De vrouw op het doek zat in een oude stoel die bekleed was met een groene stof met rozenmotief. Bij de armleuningen was hij versleten en was het oude hout te zien. Haar benen waren losjes over elkaar geslagen en met een speelse glimlach keek ze je recht in de ogen. Ze droeg een rijk versierde rode galajurk die uit een verveelden leek te stammen. In haar rechterhand hield ze een gevuld wijnglas vast en haar linker rustte op de armleuning. Haar verlovingsring zat er nog aan. De schilder was niet heel precies geweest met de achtergrond, een donkere houten wand, in een soort studeerkamer. Waarin de omgeving aan detail mistte was de vrouw zelf zeer gedetailleerd geschilderd. Ik bleef er enkele minuten verdwaasd voor staan, zelfs de medaillon klopte, al verbaasde mij dit op een vreemde manier al niet meer. Ik ging er vlak voor staan om ieder likje verf te bestuderen, nam dan weer een paar stappen terug om het geheel in mij op te nemen. Het geheel maakte een verpletterende indruk. Ik voelde mij kleiner worden, zo klein dat ik niet meer te klein was om te huilen. 

Nadat de afbeelding op mij was ingewerkt begon de vraag op te komen naar de oorsprong ervan. Een datum of signatuur ontbrak. Heeft zij dit in het verleden, voor haar verdwijning laten maken zonder mij hier ooit iets van te vertellen? Maar waarom dan? Of is dit recentelijk gemaakt? Maar door wie toch? Heeft een foto van haar uit de krant van vijf jaar geleden model gestaan? Of was dit allemaal een groot toeval en verbeelde ik mij dingen die er niet waren? Allemaal vragen die door mijn kop schoten. Het schilderij leek, ongewoon voor de rest van de winkel, een oude lijst maar vrij van stof en het doek leek in perfecte staat te verkeren. De gedachte van het toeval verdween vrijwel direct uit mijn hoofd. Wat ik zag was echt, echter dan al die verdwijn theorieën van de afgelopen jaren. Maar wat waren de consequenties van deze vondst? Betekende dit dat zij nog in leven was? Buiten verdween de regen en brak een zonnestraal door de wolken. Het licht scheen door het raam van de voorkant en verlichte de hele winkel voor een paar seconde. Donkere wolken schoven voor de zon en alles werd weer bedekt door een grijze tint.  

Ik doorzocht de winkel nogmaals op een eigenaar. Rende door de verschillende ruimtes en riep. Ik vond achterin, half verscholen achter een kast, een deur. Ik trok eraan en klopte maar het bleef dicht en het geluid van mijn stem en bonken op de deur verdwenen in de stilte. De winkel bleef volkomen verlaten. Ik liep weer terug naar de achterkamer van het schilderij. Ik ging met mijn rug tegen het raam staan en zakte op de grond. Ze had nog steeds die glimlach op haar gezicht en ze zat nog precies zoals ze zat toen ik haar zo juist even verlaten had. Ik kreeg het gevoel alsof ze mij uitlachte dat ik jaren gelooft heb dat zij er niet meer was, dat zij was verdwenen in het niets. Ik voelde dat het niets ook mij zou gaan opslokken en voelde in mij een gevoel ontstaan dat mij tot actie dwong. Het gevoel had een vrouwenstem en ik luisterde gewillig naar.    

Ik stond op en pakte het schilderij van de muur. In mijn handen voelde het verrassend licht aan. Ik stond weer even vertwijfeld in de ruimte, ’en nu?’ Ik kon het mee naar buiten nemen. Ermee naar de politie gaan en ermee aantonen dat ik bewijs heb dat zij nog leeft. Dat mijn verloofde niet verdwenen is maar hier nog ergens is. Dat zij mij niet verlaten heeft. Mijn verloofde hield van mij en kan mij niet verlaten hebben. Mensen verlaten elkaar alleen maar als ze ongelukkig zijn. Wij waren gelukkig en zij was mijn verloofde. Wij zouden gaan trouwen, samen oud worden en, als de tijd echt daar was, samen sterven. 

Alle emoties van de tijd dat zij verdween kwamen weer terug. Het niets vulde zich weer met verdriet, wanhoop en ongeluk. Ik hing het doek weer terug en verliet vlug de winkel. Episodes uit mijn leven die ik verdrongen had en die ik verdrongen wilde houden kwamen weer terug. Mijn verloofde is dood. Zij is hier niet meer en ik zal haar nooit meer zien. Ik sloot de deur achter mij dicht en voelde ineens hoeveel honger ik had.  

III

Buiten stond er nog steeds een gure wind en was het koud maar droog. Ik liet de winkel achter mij en dook doelloos de straten in, weg van het schilderij. De regen had grote plassen achter gelaten en het was mij onduidelijk hoelang ik binnen in de winkel was geweest. Met trillende handen haalde ik een pakje sigaretten uit mijn zak en stak er één aan. Na een onbepaalde tijd gelopen te hebben had ik nog steeds geen idee waar ik was. Ik had ook niet van mijn omgeving in mij opgenomen en iedere straat zag er nog onbekender uit dan de vorige. Ik begon mij steeds zwakker te voelen en ik moest snel iets eten. Nadat ik weer in een onbekende straat was beland zag ik aan het einde een café. Het café was open en binnen was het warm. Een paar oudere mannen zaten in een hoek aan een tafel te kaarten en een eveneens oudere vrouw las een tijdschrift aan de bar. Het interieur bestond vooral uit hout met goedkope afwerkingen van metaal. De enige ober stond glazen te spoelen achter de bar en leek niet te merken dat ik binnen kwam, alleen een oudere man uit de hoek volgde mij aan met zijn kleine grijze ogen die net boven zijn kaarten uitkwamen toen ik de deur opende.   

Ik liep naar de bar en vroeg om wat te eten en sterke koffie. De ober keek mij even aan maar zweeg, ik wilde herhalen wat ik zei maar voordat ik dit kon doen knikte hij, draaide zich om en liep naar een deur achter de bar. De koffie was snel klaar en werd geruisloos op mijn tafeltje gezet. Het smaakte nergens naar maar de warmte deed mij goed. Ik keek door het raam en zag een grijze straat met grijze huizen onder een grijze lucht. Spatten regen op de ramen gleden naar beneden en het leek even of de wereld buiten huilde en het raam een spiegel was.

Het schilderij doemde weer op in mijn gedachten. Vooral de kleine details ervan, de ring, haar medaillon en de subtiele rimpels bij haar ogen van ouderdom, lieten mij niet los. Het eten werd bezorgd en ik at het zonder aan iets anders te kunnen denken dan wat ik gezien had in die winkel. Het eten smaakte en ik voelde mijn krachten weer terug komen. Ik nam een laatste slok van de koffie en sloot mijn ogen. Op dat moment leek ik mij van alles bewust te zijn. Het zachte geluid van het schuffelen van de kaarten, glazen die op elkaar werden gestapeld en het omslaan van een bladzijde, alles hoorde ik. Ik opende mijn ogen weer en iedere impressie die ik op deed liet een tinteling achter op mijn huid. Ik zag wat er gebeurde, wat er zojuist in die winkel gebeurd was en wist wat er zou gebeuren. Ik betaalde en verliet het café. Ik was vastbesloten om het schilderij terug te vinden en mee te nemen. Wij zouden weer samen zijn.   

Ik was na enkele straten alweer verdwaald en kon het café noch de winkel terugvinden. Boven mij begonnen donkere wolken zich weer samen te trekken en de eerste regendruppels vielen alweer naar beneden. Na een uur door de regen het doolhof van stegen te hebben doorzocht begon ik wanhopig te worden. Ik steunde met mijn rug tegen een muur en zakte door mijn knieën. Ik begon weer te snikken en wilde mij erbij neer leggen dat ik haar nooit meer zou zien. Ik wilde op de grond zitten terwijl de regen de tranen van mijn gezicht weg zou spoelen. Ik wilde dat de regen mij wegspoelde. Maar voordat ik de natte grond raakte hoorde ik een hard bekend geluid. Het was het getik van vrouwenhakken op stenen en het kwam van om de hoek. Ik stond op en liep snel de hoek om, waar het geluid vandaan kwam. Er was niemand te zien maar door de smalle straten en hoge huizen hoorde ik nog de echo van het geluid. Ik liep de steeg door en zag in mijn ooghoek de straat met de winkel. 

De deur maakte het zelfde piepende geluid toen ik hem opende. De houten planken  maakte hetzelfde knarsende geluid toen ik erop liep en hetzelfde schilderij hing aan dezelfde muur toen ik weer de kleine achterkamer inkwam. Ze leek blij mij te zien. Ze was niks veranderd en toch voelde ik dat er tussen ons iets veranderd was. Ik voelde geen angst of ongeloof meer, ik voelde enkel tedere liefde die ik zo lang gemist had. Ik stapte op haar af en nam haar van die koude muur. Drukte haar dicht tegen mijn warme borst. Zij keek mij liefdevol aan en ik keek liefdevol terug. Het was alsof zij nooit weg was geweest. Oscar Wilde schreef in 1889 in het essay ’The Decay of Lying’ de beroemde zin: ’Life imitates art far more than art imitates life.’ En misschien toont dit schilderij zijn gelijk. Misschien heeft het schilderij veel eerder het licht van onze zon kunnen ervaren dan mijn verloofde. Misschien is haar bestaan een nederige imitatie geweest van de kunst. Ze verdween met een schilderij en ik heb haar teruggevonden in een schilderij.

De regen kletterde weer hard tegen de ramen. Als ik het zo mee zou nemen zou het vergaan. Ik moest het beschermen. Maar met wat? Mijn jas was nog te nat en achter de toonbank kon ik niks vinden wat kon dienen als hoes. Ineens raakte ik in paniek. Ik kon niet meer in alle rust naar haar kijken, ik ging mij zorgen maken over mijn omgeving. Wat als er iemand binnen kwam? Wat als er toch al iemand in de winkel was en mij weer van haar zal scheiden? Wat als dit allemaal een grap blijkt te zijn? In dit moment van wanhoop viel mijn oog op een van de tafels waar zoveel oud servies op uitgestald was. Het stond op een tafelkleed. Een tafelkleed kon dienen als doek dacht ik al snel. In één ruk trok ik het kleed van de tafel af. Het servies maakte een oorverdovend lawaai toen het op de grond viel. Ik bleef een seconde staan en luisterde naar de scherven en de korte stilte daarna. Het bleef stil. Er was enkel het geluid van gevallen servies en toen niks. Ik wikkelde het kleed snel om het doek stapte over de scherven heen en verliet de winkel.

IV

Een week later staat het volgende bericht in de krant: 

Gisteren heeft de politie bekend gemaakt dat er een man wordt vermist. Hij is voor het laatst afgelopen zondag gezien in de stad X. De politie heeft geprobeerd zijn laatste uren te achterhalen en kwamen met de volgende tijdlijn: 

Beveiligingsbeelden tonen dat de man tegen het einde van de ochtend de centrale bibliotheek verlaat. De politie vermoed dat de man op zoek ging om iets te eten en daarna weer terug zou komen naar de bibliotheek aangezien zijn tas in een kluisje daar is teruggevonden. Hierna is er een gat van ongeveer twee uur voordat iemand hem weer gezien heeft. 

De barman van een café heeft hem herkend toen de man ergens tussen twee en drie het café A. binnen kwam. Hij maakte volgens de barman een ongeduldige en nerveuze indruk en leek diep in gedachten verzonken te zijn. Nadat hij zijn maaltijd op had stond hij resoluut op, betaalde en verliet weer snel het café, alsof hij iets belangrijks te doen had. 

Tot slot heeft een oudere vrouw de man herkend toen hij langs haar huis liep. De vrouw kwam net naar buiten om haar hond uit te laten toen zij hem langs zag lopen. Hij had een pakket onder zijn arm dat verwikkeld was in een oud tafelkleed, de afmetingen hadden volgens haar het meeste weg van een schilderij of een plank. De man maakte een vrolijke indruk en leek te glimlachen. Hierna is niets meer van de man vernomen of heeft iemand aangifte gedaan van een verdwenen schilderij. De oudere vrouw wilde niet geloven dat de man zomaar verdwenen was. ’Vrolijke mensen verdwijnen niet, die gaan op vakantie’ zou haar moeder altijd hebben gezegd en daar sloot zij zich bij aan.

Over ‘Over de Muur’

Afgelopen zaterdagnacht bevond ik mij rond half 4, in enigszins beschonken toestand, in de metro richting huis. Ik kon niet de concentratie opbrengen om in mijn meegnomen boekje te lezen en besloot daarom om naar de ’Harrie Jekkers cabaret lijst’ op mijn Ipod te luisteren. Terwijl ik daar grinnikend tussen de dronken Duitsers zat kwam ook het bekende nummer ’Over de Muur’ van het Klein Orkest voorbij. Harrie Jekkers was de frontman van deze band en in 1984 brachten zij het nummer ’Over de Muur’ uit. Het nummer werd een aardige hit en is ook ieder jaar weer te vinden in de top 100 van de radio 2 top 2000. 

Terwijl ik het nummer luisterde ontging mij, ondanks mijn in nevelen gehulde gedachten, natuurlijk niet de symboliek die op dat moment plaats vond. Ik als ’vrije westerling’ leefde nu, dertig jaar na verschijning van het liedje, midden in Oost. Het zijn niet meer enkel de vogels die van west naar oost gaan maar inmiddels ook weer de mensen. Met dit in mijn gedachte besloot ik om de tekst van het nummer er bij te pakken en te kijken wat er nu nog over is van de bezongen plekken en handelingen. Aangezien ik gisteren te brak was doe ik dit nu. 

 

De eerste twee coupletten gaan over Oost-Berlijn en de DDR:

Oost-Berlijn, Unter den Linden

Er wandelen mensen langs vlaggen en vaandels

Waar Lenin en Marx nog steeds op een voetstuk staan

En iedereen werkt, hamers en sikkels

Terwijl in paradepas de wacht wordt gewisseld

40 Jaar socialisme, er is in die tijd veel bereikt.

In dit eerste stuk worden de positievere kanten van de DDR en Oost-Berlijn beschreven. Unter den Linden was voor de deling van Duitsland ’de straat’ van Berlijn. Hij begint bij de Brandenburger Tor en eindigt na zo’n 1,5 km bij de Schloßplatz op de Museuminsel. Grootse en belangrijke gebouwen staan hieraan. Mijn universiteit(wat eerst een paleis was) de opera, Hotel Adlon, de Russische Ambassade, nog een paleis en andere pronkgebouwen. Tijdens de DDR werd de avenue gedeeltelijk in oorspronkelijke staat herbouwd maar ook verpest met de bekende lelijke DDR architectuur. De Brandenburger Tor stond op de grens met het westen en alles eromheen was dus niemandsland. Na de val van de muur heeft de avenue een grote renovatie ondergaan en is men nu bezig om een metro eronder aan te leggen tussen Alexanderplatz en Hauptbahnhof. 

Unter den Linden nu en vlak na de oorlog:

ImageImage

De tweede zin verwijst naar de parade’s die hier wekelijks plaatsvonden in de DDR tijd. Dit werd gedaan als een machtsvertoon naar het westen, en werden na de val van de muur natuurlijk niet meer gehouden. Lenin en Marx stonden niet letterlijk op of bij Unter den Linden op een sokkel. Daarvoor moest je ietsje verder lopen in oostelijke richting naar het Schloßplatz. 

Voor de oorlog stond hier het grote Stadtschloß maar deze is na de oorlog door de DDR opgeblazen om plaats te maken voor het afschuwelijke ’Palast der Republik.’ In dit gebouw zetelde de Volkskammer(Parlement van de DDR), waren restaurants en cafés en telefooncellen die veel werden gebruikt. Voor het gebouw, aan de andere kant van de Spree, stond een groot beeld van de twee geestelijke vaders van het Socialisme: Karl Marx en Friedrich Engels, geen Lenin dus. Het palast is inmiddels afgebroken omdat het 1. Symbool stond voor een misdadig regime, 2. enorm veel asbest in zat en 3. afschuwelijk lelijk was. Nu zijn ze er, gelukkig, weer het Stadtschloß aan het herbouwen met de originele buitenkant. Marx en Engels zijn verhuisd. Ze staan niet meer zo centraal maar zijn naar de zijkant van het park verhuisd. 

Palast der Republik en herbouwing van het Stadtschloß

Image Image

Tot slot een drietal zinnen over de noeste arbeid van de inwoners van de socialistische republiek. Er was geen zichtbare werkloosheid en de sociale voorzieningen waren er goed. Kinderopvang, school, sociale zekerheid etc. was er allemaal. Maar hier stond natuurlijk wat tegenover. Dit wordt in het volgende couplet bezongen. 

Maar wat is nou die heilstaat

Als er muren omheenstaan

Als je bang en voorzichtig met je mening moet omgaan

Ach wat is nou die heilstaat

Zeg mij wat is ‘ie waard

Wanneer iemand die afwijkt voor gek wordt verklaard

De mensen werden door de Stasi(geheime dienst van de DDR) enorm onderdrukt. Je mocht geen afwijkende mening uiten, mensen gaven elkaar aan in ruil voor kleine privileges, iedereen hield iedereen in de gaten. Je kon niemand vertrouwen en leefde in een soort paranoia van 24/7. Dit wordt prachtig neergezet in de film ’Das Leben der Anderen.’ 

Er heerst nog steeds een soort nostalgisch verlangen onder voormalige DDR burgers, beter bekend als Ostalgie. Na de hereniging van Duitsland viel er een hoop sociale zekerheid weg, ontstonden enorme werkloosheid problemen in het oosten omdat de DDR industrie niet kon concurreren met die van het westen en gepensioneerden hebben geen/beperkt recht op pensioen van de staat omdat zij daar nooit aan mee hebben betaald. Zoals altijd met nostalgie wordt het verleden verheerlijkt en vergeet men de slechte dingen zoals de eerder genoemde onderdrukking en dat je uren in de rij moest staan voor een extra paar schoenen of dat je maar in één winkel in de stad bananen kon krijgen.      

Het refrein: 

En alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn

Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten

Over de muur, over het IJzeren Gordijn

Omdat ze soms in het Westen, soms ook in het Oosten willen zijn

Omdat ze soms in het Westen, soms ook in het Oosten willen zijn

Er wordt hier gebruik gemaakt van een mooie beeldspraak dat alleen de vogels vrij van oost naar west, en andersom konden gaan. Hoewel de mensen uit het oosten niet vrij naar het westen konden, konden mensen uit het westen wel Oost-Berlijn bezoeken. Je moest de oversteek maken bij Checkpoint Charlie in de Friedrichstraße, mocht maar een X aantal uur blijven en werd gedwongen om een minimum aantal van Oost-Duitse Marken te wisselen tegen erg ongunstige wisselkoersen. Daarnaast mocht je natuurlijk niet overal komen en als je er langer wilde blijven moest je je om de zoveel tijd melden bij de autoriteiten. Veel toeristen bleven dan ook aan de westerse zijde en maakte gebruik van de vele uitkijkplateau’s die tegen de westerse kant van de muur waren gezet om een blik te werpen in de ’Socialistische heilstaat.’ 

Mensen die vanuit het oosten toch te oversteek waagde werden gevangen genomen of inderdaad neergeschoten, soms met dodelijke uitkomst. De mensen op de plateau’s konden alleen maar kijken in afschuw en waren verder machteloos.     

Checkpoint Charlie voor de val van de muur en nu:

ImageImage

Dan twee coupletten over West-Berlijn. Ook hier is de eerste weer positief en de tweede negatief. 

West-Berlijn, de Kurfürstendamm

Er wandelen mensen langs porno- en peepshow

Waar Mercedes en Cola nog steeds op een voetstuk staan

En de neonreclames die glitterend lokken

Kom dansen, kom eten, kom zuipen, kom gokken

Dat is nou 40 jaar vrijheid

Er is in die tijd veel bereikt

De Kurfürstendamm en omgeving ontwikkelde zich na de oorlog tot het centrum van West-Berlijn. Hieraan lag het grote warenhuis Ka-De-We(Kaufhaus des Westens), het bekende station Bahnhof Zoologischer Garten(bekend van de kinderprostitutie uit het boek ’Wir kindern von Bahnhof Zoo’ van Christiane F.) en de Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche(een kerk die door de oorlog erg beschadigt was en in deze staat is blijven staan ter nagedachtenis aan de vernietiging van de oorlog in de stad). Nu vind je er alle bekende kleding winkels en naarmate je de K’damm verder naar het westen afloopt worden de winkels steeds duurder.    

De porno- en peepshow zijn er niet echt meer aanwezig. Er is nog wel het ’Sex-museum’ van Beate Ushe met bijpassende winkel maar verder is er niet veel meer te merken van een losbandige sexuele moraal of iets dergelijks. De andere verleidingen die genoemd worden vind je er ook niet echt meer terug. Voor gezellige cafés en restaurants kan je beter de omgeving van het nabij gelegen Savigny Platz bezoeken en veel neonreclames vind je er ook niet meer. Het Mercedes logo is nog wel aanwezig.

Links de K’Damm en in het midden de Gedächtniskirche. Foto onder Bahnhof Zoo:

ImageImage

Het tweede couplet met de negatieve kanten van het westen:

Maar wat is nou die vrijheid zonder huis, zonder baan

Zoveel Turken in Kreuzberg die amper kunnen bestaan

Goed! Je mag demonstreren maar met je rug tegen de muur

En alleen als je geld hebt dan is de vrijheid niet duur

De armoede in West-Berlijn wordt genoemd. En West-Berlijn was ook een arme lelijke stad. Ook hier was de woningnood hoog na WOII en zijn er veel gelijksoortige plattenbau flats neergezet. Veel bedrijven en professoren werden gesubsidieerd door de overheid om zich in Berlijn te vestigen. Met name in de wijk Kreuzberg was het slecht vertoeven. 

De wijk lag tegen de muur aan en een hoop Duitsers wilden er niet wonen vanwege de slechte woonomstandigheden en ligging. Hierdoor kwamen er een hoop (Turkse) gastarbeiders te wonen die de lage huren nog net wel konden betalen. De wijk groeide uit tot een klein Istanbul en vandaag de dag is Berlijn, met iets meer dan 100.000 Turkse inwoners, de grootste Turkse stad van Europa na Istanbul. Veel wonen er nog in Kreuzberg maar ze zijn inmiddels door de hele stad verspreid. Kreuzberg zelf is inmiddels de hippe uitgaanswijk geworden en steeds meer huizen worden opgeknapt waardoor de huren stijgen en veel ’oorspronkelijke’ bewoners het niet meer kunnen betalen en moeten verhuizen. Kreuzberg is nog steeds Hip maar verliest steeds meer terrein aan de wijk Neukölln, die onder Kreuzberg ligt en een soortgelijke ontwikkeling doormaakt.         

Omgeving van U-bahnstation Kottbusser Tor, beter bekent als ‘Kotti’, de centrale omgeving van Kreuzberg. Andere foto is van de Oranienstraße waar alle cafés en kroegen zitten:

Image

 

Image

 

Tot slot weer het refrein met een verandering aan het einde:

En de vogels vliegen van West- naar Oost-Berlijn

Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten

Over de muur, over het IJzeren Gordijn

Omdat ze soms in het Oosten, soms ook in het Westen willen zijn

Omdat er brood ligt soms bij de Gedaechtniskirche, soms op het

Alexanderplein…    

De gedächtniskirche heb ik al benoemd maar Alexanderplatz nog niet. De omgeving van dit plein was het oostelijke equivalent van de K’damm en omgeving. De bekende Fernsehnturm staat er vlak bij, de Karl-Marx Allee komt er op uit en in 1970 werd het Zentrum-Warenhaus geopend waar je alle ’luxe-producten’ kon krijgen, zoals bananen en meerdere soorten tandpasta. Tegenwoordig zit er een groot warenhuis ala de Bijenkorf in, staat er een groot hotel aan en hebben de Saturn en de C&A er grote filialen zitten.

Alexanderplatz toen & nu:

 

ImageImage

De vogels zijn zoals gezegd niet meer de enige die nu vrij tussen Oost en West kunnen reizen. Hoewel er nog een hoop zichtbare en onzichtbare grenzen zijn tussen beide stadsdelen is er in 30 jaar tijd een hoop veranderd en bereikt. 

  

Over de demografie, het Berlijnse OV en altijd maar weer die muur.

Berlijn telde op 31 december 2012 ongeveer 3,5 miljoen inwoners op een oppervlakte van zo’n 891km2 met een bevolkingsdichtheid van 3960 inwoners/km2. Ter vergelijking: Amsterdam heeft een bevolkingsdichtheid van 4921 inwoners/km2, Londen 4761 inwoners/km2 en Parijs(exclusief voorsteden) 21.347 inwoners/km2. Wat wil ik met deze cijfers zeggen behalve dat Parijs al overbevolkt is zonder toeristen? Ik wil duidelijk maken dat Berlijn een enorm uitgestrekte stad is met relatief weinig inwoners.  

Hoe komt dit vraagt u zich af? Eind negentiende eeuw begon Duitsland te industrialiseren en Berlijn ontwikkelde zich al snel als een belangrijke industriestad waar de grote fabrieken zich graag vestigden. Uit alle uithoeken kwamen de mensen naar de stad toe en de levensomstandigheden waren dan ook niet al te best voor het meerendeel van de bevolking toen de wereld de twintigste eeuw inging. Grote fabriekshallen rezen op uit de grond langs de stad en vele arbeiderskazernes ontstonden eromheen. Het gebied rond s-bahnhof Gesundbronnen in het noordelijke deel van de stad is hier een goed voorbeeld van. Vlak voordat de industrialisering Berlijn bereikte werd hier een bron gevonden. Het leek er even op dat dit gebied door de rijken bewoond zal worden en als een soort kuuroord zal gaan fungeren. Toen men net wilde gaan bouwen aan dit, op papier, idyllische oord bereikte de industrie de stad. Een kuuroord was niet meer nodig, het gebied werd volgebouwd met fabrieken en arbeiderswoningen. Wie er nu komt ziet nog steeds dat dit een arm gebied is en op de huizen langs het spoor is nog het zwart van de vroegere fabrieksuitstoot te zien. Enkel de naam van het station herinnert aan wat het ooit geweest kon zijn.  

In de jaren twintig had Berlijn zijn grootste inwonersaantal van zo’n 4,5 miljoen mensen. Hierna zorgde de tweede wereldoorlog en de verdeling voor verdere bevolkingsafname. Als je in de stad rondloopt valt soms ook op hoeveel lege plekken er zijn. Er wordt overal druk gebouwd maar het duurt nog wel even wil alles zo volgebouwd zijn zoals wij het in Nederland kennen. En de grote afstanden hier waren voor mij ook zeker wennen aangezien ik Leidsche afstanden gewend was, alles is 5 tot 10 minuten lopen of als je in een luie bui bent 3 minuten fietsen.

Daarbij komt nog dat de stad niet echt 1 centrum kent zoals de meeste steden. Je kan lang zoeken naar een typische Duitse Altstadt met leuke kleine straatjes en oude gebouwtjes, maar je zal het niet vinden. Door de oorlog en de deling is ’het centrum’ zo gedecentraliseerd geraakt dat iedere wijk eigenlijk een beetje zijn eigen centrum heeft. Om deze enorme stad te lijf te gaan kan ik je dus aanraden om alternatieven te zoeken naast het wandelen. 

De fiets is natuurlijk het eerste alternatief dat bij ons Nederlanders opkomt. Helaas verliest dit nobele verkeersmiddel al snel zijn charme als je, in mijn geval, iedere dag 50 minuten zal moeten fietsen naar de uni op een oude stalen DDR fiets die alleen in de zwaarste versnelling kan omdat anders de remmen het niet goed doen, en dan ook nog eens zwaar bezweet aankomt. Daarnaast kan je als toerist natuurlijk een fiets huren maar aangezien je niet op iedere straathoek de kaart er weer bij wil pakken om te kijken waar je nou in godsnaam heen moet en nogal schikt van het gebrek aan fietspaden is het andere alternatief, en eigenlijk de kern van dit stuk, natuurlijk het beste. U raadt het al, ik heb het hier over het Openbaar Vervoer. 

Ik gebruik iedere dag de U-bahn(metro) om van mijn huis naar de unie en het centrum te komen. Hoewel de reistijd van een eventuele fietstocht al drastisch wordt verkort ben ik nog steeds zo’n 35 minuten onderweg. Een Nederlandse vriend hier, die hier wel dicht bij de unie woont, zegt dan ook wel eens dat ik eigenlijk in vergelijking met Leiden in Den Haag zou wonen qua reistijd. Ondanks deze ietwat verontrustende constatering ben ik niet geheel depressief geworden aangezien Berlijn een uitgebreid en uitstekend OV netwerk heeft. Je hebt de U-bahn, S-bahn, R-bahn, Metro-tram, tram, bus en zelfs veerponten. Een kaartje kost €2,60 en je mag er dan 2 uur lang onbeperkt mee reizen in elke vorm van OV, daar wordt een mens toch blij van in vergelijking met de €3 die je voor een 1-uur kaartje betaalt in Den Haag. Daarnaast is een belangrijk aspect, in vergelijking met bijvoorbeeld Parijs, dat iedereen zonder poortjes de metrostations in kan. Ook vind je in het OV een hoop minder gekken dan in Parijs en heb ik mij er altijd, ongeacht het tijdstip, altijd veilig in gevoeld. Er wordt zelden gecontroleerd en toch koopt iedereen een kaartje. De Duitsers houden zich graag netjes aan de regels en het systeem werkt. 

Naast de U-bahn is ook de S-bahn een belangrijke manier van vervoer. Het is een soort Randstadtrail meets stoptrein die veel boven de grond maar ook onder de grond rijdt. In tegenstelling tot de U-bahn rijdt hij vaak verder naar de buitenwijken en het belangrijkste traject Alexanderplatz-Zoölgischer Garten, van voormalig centrum oost naar voormalig centrum west, wordt erdoor gereden met gemiddeld een half miljoen reizigers per dag. Daarnaast rijdt de S-bahn ook nog een ander belangrijk traject, de Ringbahn

De Ringbahn rijdt, zoals de naam al doet vermoeden, een rondje rondom de A-zone van de stad. De S41 rijdt linksom en de S42 rechtsom, een rondje Ringbahn duurt 60 minuten en komt langs 27 haltes. Hij is ongeveer 37 kilometer lang en per dag rijden er +/- 400.000 mensen mee. Hij rijdt grotendeels boven de grond en je krijgt zo een mooi beeld van de stad. Vanaf 1926 rijdt de S-bahn over de ring maar nadat Oost-Berlijn door de bouw van de muur in 1961 van het westen werd afgesloten konden er ook geen rondjes meer worden gereden. Hoewel driekwart van de ring in het westen lag gingen de opbrengsten naar de DDR. Na de bouw van de muur riep de toenmalige burgermeester van Berlijn, Willy Brandt, op tot een boycot van de S-bahn. Tot de muur viel werd er dan ook bar weinig gebruik van gemaakt door de West-Berlijners.

Ook de U-bahn had te maken met de bouw van de muur. Alle metrolijnen tussen Oost en West werden op de grens afgesloten en vanuit oostelijke kant werden de stations dichtgemetseld. Bij U-bahn halte Bernauerstraße is hierover een uitgebreide openluchttentoonstelling te zien. Dit was tevens de plek waar de iconische foto van de DDR soldaat die tijdens de bouw van de muur op het laatste moment over het prikkeldraad vluchtte naar West-Berlijn. De man vertrok naar München waar hij een nieuw leven met gezin opbouwde. Hij had geen contact meer met zijn familie in de DDR, zij zagen hem als een verrader. Na de val van de muur kwam de man weer in het nieuws en werd hij als icoon van de Wiedervereinigung gezien. Zijn familie uit de voormalige DDR wilde nog steeds geen contact met hem hebben en uiteindelijk heeft hij zelfmoord gepleegd. 

Op het stuk land tussen U-bahnhof Bernauerstraße en S-bahnhof Nordbahnhof zijn ook vele vluchttunnels gegraven toen de muur er nog stond, met wisselende afloop. Nu loop je er over het groene gras van een park met enkele foto’s en monumenten die herinneren aan die tijd. In het gras liggen metalen strepen die de route van de tunnels symboliseren en weer wordt je getroffen door de gedachte hoeveel een mens over heeft voor de vrijheid. Vanmiddag toen ik de U-bahn uit kwam zag ik ook weer mensen rennen door een soort tunnel, het metrostation. Maar het waren geen vluchtelingen meer uit de DDR. Het waren moeders met kinderwagens die als eerste bij de lift wilde zijn. Uiteindelijk stonden ze met ze vijven in de rij, er kan maar één moeder + kinderwagen per keer omhoog. Maar ze hebben de tijd, buiten wacht de vrijheid weer op ze, alsof hij nooit is weggeweest, en het maakt niks uit dat het hier hartje Oost is.