Intermezzo Fictie II

Een ongelukkige gebeurtenis in het gelukkige leven van Reinhard Stern

 

I

Reinhard Stern is personal motivator. Hij is in de dertig, woont in een recentelijk gerenoveerd ruim vijfkamer appartement in Prenzlauer Berg en is single. Het appartement heeft wat gekost maar dat had Reinhard er graag voor over, mooie dingen kosten nu eenmaal geld. Iedere dag reist hij met zijn nieuwe fiets naar zijn kantoor in Mitte. Hij deelt het pant daar met een advocaat en een psychiater, vrienden van elkaar zijn ze niet maar ze gaan wel vriendelijk met elkaar om en geven elkaar een hand als zij elkaar tegenkomen. 

Reinhard heeft management en psychologie gestudeerd in München en heeft een tijdje stage gelopen in Los Angeles, hier heeft hij de fijne kneepjes van het vak geleerd. In LA zijn een hoop mensen die wel een oppepper kunnen gebruiken en Reinhard heeft hier dus flink kunnen oefenen. Hij beschouwt zichzelf niet als het beste van het beste maar een professional is hij wel. Iedereen die bij hem binnen komt krijgt eerst beleefd een kopje koffie of thee. Er staat zelfs een watertap als de klant dat liever heeft. Een 100 % tevredenheidsgarantie heeft hij niet maar een hoop mensen verlaten met een lach zijn kantoor.

München was te saai voor Reinhard. Nadat hij wat geld had verdiend in Los Angeles is hij naar Berlijn vertrokken en voor zichzelf begonnen. Hij vestigde zich in de hippe wijk Prenzlauer Berg en opende al snel zijn eigen kantoor. Eerst waren het vooral depressieve accountants van middelmatige bedrijven die bij hem langs kwamen maar al snel groeide zijn faam. Na enkele jaren stond Reinhard Stern regelmatig in een kantoor voor grote groepen mensen zijn kunst te verrichten. Ook voor zijn vrienden is Reinhard soms de personal motivator. Als ze het even niet zien zitten klopt hij ze op de schouder en zegt: ’Maak je niet zo druk, het komt wel goed.’ Hij vraagt hier dan geen geld voor want hij beschouwd zichzelf als een goede vriend en geld heeft hij al genoeg. 

Reinhard ziet er goed uit. Hij gaat altijd gekleed de deur uit. Meestal is hij te zien in een pak met een gekleurde kasjmiertrui en bruin leren Italiaanse schoenen. Hij laat meestal een baardje van een paar dagen staan, zijn bruine haar wordt wat dunner maar het golft nog altijd mooi als hij het naar achteren kamt. Reinhard doet ook goed zijn best om er mooi uit te zien. Hij gaat 3 keer per week naar de sportschool en doet iedere ochtend en avond een gezichtscrème op om zijn huid goed te houden. Als vrienden aan hem vragen hoe het toch komt dat hij er altijd zo goed uitziet haalt hij een beetje lacherig zijn schouders op en zegt: ’je moet de natuur een beetje helpen en dan komt het allemaal goed.’ Niemand weet vaak wat hij hier precies mee bedoelt maar ze knikken altijd vriendelijk als hij dit zegt. 

Het feit dat Reinhard nog steeds single is heeft niks te maken met het gebrek aan aandacht. Vaak heeft hij etentjes met vrouwen en soms blijven ze bij hem slapen. Maar hij heeft gewoon nooit echt het gevoel gehad dat hij haar nog een keer wil zien. Hij geeft wel eens zijn nummer als zij erom vraagt maar stuurt eigenlijk nooit een bericht terug als zij iets stuurt. Dit kan het beeld opwekken dat hij vrouwen ziet als enkel lustobjecten om zijn seksuele fantasieën op bot te vieren. Dit beeld klopt niet, hij heeft respecteert de vrouw en haar lichaam. Geen enkele vrouw heeft echter nog echt zijn hoofd op hol kunnen brengen dat hij haar graag een tweede keer mee naar huis zou willen nemen. Hij is gelukkig in zijn eentje maar hij zit er wel aan te denken om misschien een hondje in huis te nemen. 

De ruimte heeft hij zeker voor een hondje. Een kamer staat zelfs zo goed als leeg en die kan helemaal worden ingericht naar de wensen van het beestje. Zijn werk is vlakbij dus in zijn lunchpauze kan hij even naar huis om hem uit te laten en in de weekenden kan hij met de auto naar de bossen buiten Berlijn, hier kan het hondje dan lekker rennen terwijl Reinhard mooie wandelingen maakt en wat fluit. Ja, een hondje nemen lijkt hem een goed idee. 

Reinhard zit vanavond op zijn natuzzi hoekbank en bladert wat in het vakblad ‚Lachen doe je niet alleen.’ Hij schenkt nog een glas rode wijn voor zichzelf in en zet een nieuwe jazzplaat op. Hij opent de balkondeuren en zet een stap in de frisse buitenlucht. Het is een aangename avond in mei, de zon is al onder maar de temperatuur is nog lekker. Hij steekt een sigaret op en kijkt naar de sterren. Terwijl hij een paar rondjes rook blaast beweegt hij zijn heupen langzaam op de muziek. Hij neemt nog een slok wijn en lacht, hij heeft gelukkig geen personal motivator, advocaat of psychiater nodig. Het leven is goed voor Reinhard Stern. 

 

II

Het is vrijdagavond en Reinhard loopt vanuit zijn kantoor richting een restaurant in de Alte Schönhauser straße. Om 19:00 heeft Reinhard een afspraak met een oude jeugdvriend. De jeugdvriend woont ook al enkele jaren in Berlijn maar ze hebben elkaar niet vaak kunnen zien. Hij is getrouwd en heeft twee kleine kinderen, een drukke baan bij een bank en zijn vrouw heeft een eigen Yogaschool. Reinhard is wel eens op aandringen van zijn oude vriend naar een yogales geweest maar het was niks voor hem. Reinhard heeft geen kinderen, partner of andere dingen waar hij gestrest van wordt. Hij is gelukkig en het hondje dat er gaat komen zal zijn geluk alleen maar vergroten. Hij wordt er al vrolijk van als hij er aan denkt. 

Hij loopt de desbetreffende straat in maar voordat hij bij de deur van het restaurant is stopt hij nog even voor het raam en bekijkt zichzelf in de weerspiegeling van het glas. Hij heeft zich in zijn kantoor nog opgefrist en hij ziet er weer verzorgd en aantrekkelijk uit vanavond. Hij haalt een kam uit zijn jaszak en haalt deze door zijn haar, dan merkt hij dat hij door het glas zijn oude vriend ziet zitten die hem met opgetrokken wenkbrauwen aankijkt. Reinhard lacht en loopt naar binnen. 

Als hij bij de tafel is staat zijn oude vriend op en geeft hem een stevige hand. Hij zegt dat het fijn is om hem weer even te zien maar voegt er direct aan toe dat hij niet heel lang kan blijven want de oppas had vanavond een feestje en kan dus niet heel laat bijven. Zijn vrouw had iets met vriendinnen wat zij echt niet af kon zeggen en dus moest hij zich opofferen. Reinhard glimlacht, klopt hem op de schouder en gebaart hem om te gaan zitten. Als ze al niet veel tijd hebben laten ze er dan het beste ervan maken en snel beginnen. Ze bestellen direct een fles rode wijn en iets te eten, de oude vriend neemt biefstuk en hij neemt kreeft. 

Ze praten wat over vroeger en over hun werk. Het eten wordt geserveerd en het gesprek valt stil, beide genieten van hun maaltijd. Wanneer Reinhard zijn kreeft bijna op heeft vertelt hij aan zijn oude vriend over zijn idee om een hondje te nemen. De oude vriend is aangenaam verrast. ’Ik zie jou nog niet zo snel met een hondje Reinhard, heb je daar wel tijd voor?’ Reinhard glimlacht en zegt dat hij daar zeker tijd voor kan maken en het lijkt hem leuk om wat gezelschap te hebben thuis. Dan kijkt de oude vriend hem met onderzoekende ogen aan en vraagt ’of is het soms om alvast te wennen aan een vaste relatie. Om iemand om je heen te hebben? Of misschien zelfs als voorbereiding om vader te worden? Dat je direct kinderen kan nemen als je iemand vind, je bent inmiddels al op leeftijd aan het raken, je wordt zo een oude papa. En hoe langer je wacht met kinderen, hoe slechter je zaad wordt. Dat heb ik ergens gelezen.’ Ook nu blijft Reinhard vriendelijk lachen en schudt hij zijn hoofd. Nee daar heeft hij helemaal niet over nagedacht en wil hij ook nog niet over nadenken. Hij wil nog geen kinderen of een vaste partner, hij wil gewoon een leuk hondje. 

Beiden drinken hun kop koffie op en betalen dan. Reinhard heeft nog geen zin om naar huis te gaan, het is er stil en leeg, en vraagt of zijn oude vriend nog zin heeft om ergens wat te drinken en misschien om zelfs wat te dansen? De vriend lacht maar nee, hij kan echt niet. Hij moet nu naar huis om voor de kinderen te zorgen en om nog wat papierwerk voor de bank door te nemen. Ze nemen voor het restaurant afscheid en spreken af elkaar snel weer te zien. De oude vriend wenst hem nog succes met zijn hondje en vraagt of hij een foto wil sturen als hij er één heeft aangeschaft. Natuurlijk zal Reinhard dat doen, ze zijn vrienden op Facebook en daar zullen zeker foto’s op verschijnen als het zover is. Hij zwaait nog even en ziet hoe zijn oude vriend, telefoon al in de hand, met snelle passen richting de metro loopt. De zon schijnt nog een beetje en Reinhard draait zich om, op zoek naar een plek om wat te drinken en om een dansje te wagen. 

 

III

Reinhard heeft een taxi genomen en stapt uit in een andere wijk. Hier zijn veel meer hippe cafés en bars maar ook meer immigranten, al heeft hij daar geen moeite mee. Hij loopt naar een café waar hij wel eens vaker is geweest en ook nu is het weer erg druk binnen. Mensen dansen en drinken glazen wijn of cocktails, een enkeling staat met een groot glas lauw bier in zijn hand. Een tijdje terug is hij hier met een date geweest, ze dronken wat, dansten en zijn daarna naar zijn huis gegaan. Het is een gelukkige gedachte voor hem en hij besluit in de rij plaats te nemen om binnen te komen. Als hij voor de uitsmijter staat kijkt deze hem wat vreemd aan: een man van in de dertig, goed gekleed maar alleen. Reinhard glimlacht, groet de bewaker en wordt binnen gelaten. 

Binnen loopt hij direct naar de bar en bestelt een glas rode wijn. Er zijn een hoop jonge mensen van begin twintig maar dit maakt hem niks uit. Reinhard voelt zich nog jong en vitaal, 30+ feestjes zijn niks voor hem. Je moet met jonge mensen om blijven gaan om zelf niet het contact met de jeugd te verliezen. Het begrip ’verjonging’ gebruikt hij ook vaak in zijn werk. Mensen knikken vaak gewillig als ze het hem horen zeggen. Dus het moet wel goed zijn. 

Hij beweegt zich naar de dansvloer en gaat achter een groep jonge meiden staan. Hij danst, beweegt zijn lichaam op de muziek en doet zo nu en dan een pasje. Mensen die hem zien weten dat hij goed kan dansen maar het is niet te overdreven. Je moet hard je best doen om op te vallen maar niet te hard, dan worden mensen jaloers. Een paar dames draaien zich om en dansen een beetje met hem maar al snel komen er meer mannen op de groep vrouwen af en verslapt hun aandacht voor hem. Reinhard vindt dit niet erg, hij loopt weer naar de bar en bestelt nog een glas rode wijn. Hij hoeft vanavond niet per sé met iemand te zoenen, hij wil gewoon plezier hebben en een beetje dansen. 

Het wordt steeds drukker binnen en na een uur op de dansvloer te hebben gestaan en een aantal wijntjes te hebben gedronken besluit Reinhard om even buiten te gaan roken. Binnen is het warm en ruikt het naar zweet. Hij hoopt buiten wat verkoeling te vinden. De lucht is helder donkerblauw met hier en daar wat sterren. In de straat is het druk, taxi’s rijden met hoge snelheid op en neer, grote groepen jongeren fietsen met veel lawaai van kroeg naar kroeg en ook op de stoep lopen veel mensen. Hij haalt een aansteker uit zijn zak, steekt zijn sigaret aan en neemt nog een slok wijn. Zonder dat hij het doorheeft beweegt hij nog een beetje op de muziek. Iedereen die voorbij loopt kan zien dat hij een bekwame danser is. 

Voor hem stopt een taxi. De passagiersdeur gaat open en hij hoort een mannenstem in in een combinatie van Turks en Duits agressief praten. Reinhard doet een stapje dichterbij en ziet dat er in de passagiersstoel en meisje zit, nog geen twintig jaar. Ze heeft donker stijl haar dat ze in een staart draagt en draagt een groen cocktail jurkje. Haar gezicht is opgemaakt en haar lange nagels netjes bijgehouden. De hand van de taxichauffeur is om haar pols geklemd. Ze kijkt de chauffeur angstig aan, wilt iets zeggen maar lijkt geen geluid uit haar mond te krijgen. Reinhard loopt naar de deur en vraagt vriendelijk aan de chauffeur wat er aan de hand is. De man begint in zijn onsamenhangend gebrekkige Duits aan een tirade waarbij hij steeds harder in de pols van zijn passagier knijpt. De huid begint eerst rood en dan paars te worden. Er verschijnt een traan in de ooghoek van het meisje. 

Reinhard glimlacht en zegt langzaam maar hard en duidelijk: ’Meneer eerst moet u haar pols loslaten, u doet haar pijn. Uw Duits is erg slecht en u bent moeilijk te verstaan maar ik begrijp het probleem. Hier heeft u wat geld, ‚alle problemen van mensen zijn te herleiden naar geld denkt hij,’ dit zal vast genoeg zijn voor haar rit en nu moet u haar de mogelijkheid geven om de auto te verlaten.’ De chauffeur laat haar pols los en grijpt met dezelfde hand het €50 biljet dat Reinhard hem aanreikt. Het scheld nog wat naar het meisje en maakt met zijn andere hand het gebaar dat ze snel zijn auto moet verlaten. Ze maakt snel de gordel los en stapt uit de auto. Reinhard wenst de chauffeur nog een fijne avond en gooit de deur dicht. Hij wil nog zijn glas wijn pakken dat hij op het dak van de taxi had gezet maar is te laat. De motor start direct en voor hij iets kan roepen is de taxi uit de straat verdwenen. Het jonge meisje staat nog voor hem en kijkt hem schuchter aan, ze speelt wat met een zilveren armband aan de pols die nog rood is. Reinhard draait zich naar haar toe, haalt zijn hand door zijn haar en lacht. ’Nou daar ben je gelukkig van af. Graag gedaan hoor, echt het is niks. Ik doe graag zo nu en dan wat goeds in deze wereld. Daarom wil ik ook graag een hondje nemen binnenkort. Ik wil zo’n arme pup van de straat redden en hem een fijn huis geven. Ik heb er alle ruimte voor, ik woon ruim en riant.’ Het meisje knikt en probeert een beetje te glimlachen. ’Zeg, heb je zin om te dansen?’ En hij knikt met zijn hoofd naar het café waar hij zojuist uitkwam. Het meisje kijkt even door de ruiten nar de mensen en volgt hem dan naar binnen. Zijn heupen beginnen weer een beetje op de muziek te bewegen als ze binnen zijn. Hij biedt haar een glas rode wijn aan en ze dansen samen. 

Als het bijna middernacht is vraagt het meisje aan Reinhardt of hij zin heeft om naar een club te gaan. Daar kunnen ze verder dansen maar dan op andere muziek. Reinhard lacht en knikt, dat zou hij leuk vinden. Hoewel het misschien niet helemaal zijn muziek zal zijn daar moet hij in contact blijven met de jeugd. Ze hebben nog weinig gesproken maar hij voelt dat er een klik is. Ze leidt hem naar buiten en houdt een taxi aan. Ze gaan achterin zitten en zij roept een adres naar de chauffeur dat Reinhard niet verstaat maar de chauffeur wel, hij drukt het gas in en ze schieten door de stad. 

Reinhard probeert zijn stem boven de harde Turkse muziek die opstaat te verheffen en vraagt waar ze naar toe gaan aan het meisje. ’Het slachthuis’ meent hij te verstaan, eigenlijk wil hij de chauffeur vragen of de muziek wat zachter kan maar hij wil het risico niet nemen om nogmaals ruzie te krijgen met een taxichauffeur. Een mens moet niet te vaak de confrontatie opzoeken, zonder hem draait de wereld ook door. Dan vraagt Reinhard wat haar naam is en weer verstaat hij het niet helemaal maar hij maakt er ’Megan’ uit op. Hij herhaalt de naam en zij knikt. ’Reinhard Stern, personal motivator’ en hij steekt zijn grote gebruinde hand uit naar haar. Zij beantwoord het met haar dunne bleke hand en even zijn de twee handen, die wel tegenpolen lijken van elkaar, met elkaar verbonden. Reinhard brengt zijn hoofd wat dichterbij om ’aangenaam’ te zeggen maar ook Megan buigt haar hoofd naar voren, brengt het zelfs erg dicht bij zijn gezicht en fluistert iets in zijn oor. Reinhard verstaat het niet maar als hij zijn ogen weer op haar richt kijkt ze hem vragend aan. Hij glimlacht en knikt, ’maar natuurlijk’ zegt hij joviaal. Ze lijkt opgelucht en pakt zijn hand vast. Ze voelt een beetje koud aan maar Reinhard lacht, het leven lacht hem ook vanavond toe, wat is het toch een mooie meid bedenkt hij zich als hij even opzij kijkt en hij knijpt in haar hand. 

De taxi is inmiddels het centrum uitgereden en rijdt een verlaten parkeerterrein op. Het stopt voor een grote oude fabriekshal waar een hoop mensen voor staan. Harde muziek dreunt uit het gebouw. Reinhard betaalt de chauffeur en stapt uit met Megan. Megan houdt nog steeds zijn hand vast en loopt voor hem uit terwijl hij zegt :’Ik ben hier nog nooit geweest maar heb er volgens mij wel van gehoord. Het is in ieder geval echt Berlijns zie ik.’      

Binnen wordt er harde techno muziek gedraaid. Reinhard heeft drankjes gehaald en kan Megan even niet vinden. Het is druk binnen en het stinkt naar zweet. Groene lichten knipperen aan en uit in de oude fabriekshal. Na even zoeken ziet hij Megan staan. Ze staat alleen te dansen ergens aan de zijkant. Ze lijkt op te gaan in de muziek maar wanneer ze Reinhard ziet lacht ze als teken van herkenning. Ow die lach van haar, de lach als teken van zijn bestaan. Reinhard geeft haar haar cocktail en ze dansen weer samen. Megan gaat steeds dichter tegen Reinhard aan dansen en kijkt hem ondeugend aan. Ze draait zich om en komt langzaam tegen hem aan dansen. Ook zij kan haar heupen soepel bewegen. Ondanks de vele alcohol is Reinhard nog goed bij de les en geniet hij zichtbaar van deze dans. Dan draait ze zich om en buigt haar hoofd naar zijn hoofd, haar lippen naar die van hem. Ook Reinhard buigt zijn hoofd. Zijn lippen raken die van haar en voor het eerst zoenen ze vanavond. 

Het is een heerlijke zoen. Megan kan geweldig zoenen denkt hij terwijl ze verder dansen. De muziek is niet echt zijn smaak maar dat bestaat niet meer voor hem. Hij ziet alleen Megan nog en wil haar steeds meer, steeds langer zoenen. Dan vraagt Megan tussen het zoenen door of ze niet naar zijn huis kunnen gaan. ‚Maar natuurlijk kunnen ze dat’ schreeuwt Reinhard boven de muziek uit. Hij neemt haar hand en leidt haar naar de uitgang. Megan laat zich gewillig meenemen. Ze volgt hem zoals een braaf hondje zijn baasje volgt. 

 

IV

Reinhard opent met een joviale beweging zijn voordeur. Hij stapt naar binnen en roept vrolijk ‚tadaa.’ Megan loopt met kleine pasjes de hal in en blijft in het midden staan. Met een simpele beweging van haar voet, eerst links en dan rechts, doet ze haar hakken uit en stapt de woonkamer in. Reinhard sluit de deur, stapt over haar hakken en volgt haar naar de woonkamer. Hij vraagt haar of zij het hele appartement wil zien? Zij knikt en hij leidt weer. Ze lopen door de ruime woonkamer met de houten vloer, het hoge plafond, moderne meubels en open haard. Hij laat haar zijn badkamer zien met marmeren bubbelbad en grondverwarming. Zijn studeerkamer met hoge brede boekenkasten waarin alle boeken op kleur zijn geselecteerd naar Goethes kleurenleer, zo verteld hij haar. De boeken met een paarse en rode kaft zijn het meest aanwezig. In deze kast staan ook enkele flessen wijn. Hij pakt er een fles uit en neemt hem mee naar de volgende kamer. Deze staat nog leeg. Hij maakt een gestrekte beweging met zijn arm de kamer in en zegt trots: ’Deze kamer is gereserveerd voor het hondje. Hier zal zij alle ruimte hebben die zij verdient. Een grote lekkere mand, speeltjes en iedere dag verse botten.’ Megan zet een stap in de lege donkere kamer. ’Ik denk dat je een heel goed baasje zal zijn voor je hondje. Welke het ook wordt, ze mag trots zijn met een baasje zoals jij,’ zegt ze terwijl ze naar het raam loopt en de donkere straat in kijkt. Reinhard is achter haar komen staan en plaatst een kusje op haar achterhoofd. ’Zullen we de wijn openmaken?’ Fluistert hij zachtjes in haar oor en zonder dat zij geantwoord heeft draait hij zich om en verlaat de lege kamer. 

In de keuken ontkurkt hij de fles en schenkt twee glazen wijn in. Hij heeft deze fles uitgekozen omdat hij die voor een speciaal moment bewaard heeft. Reinhard ziet dit als een heel speciaal moment. Hij mag Megan, mag haar heel graag. Hij neemt een slokje van de wijn om hem te proeven, ‚perfect.’ Megan zit op de bank en wil net zijn zippo neerleggen. Ze schikt van Reinhard die ineens voor haar staat en laat hem iets te hard op de tafel vallen. Reinhard denkt aan hoeveel de tafel gekost heeft maar hij houdt zich in. Vanavond is het een speciale avond. Deze avond heeft hij Megan ontmoet en niks kan deze avond verpesten. Ze neemt een hijs van haar sigaret en neemt het glas van hem aan. Hij loopt naar zijn zijn stereo en zet een cool jazzdeuntje op. 

De wijn smaakt Reinhard goed. Hij kijkt op het etiket en ziet het jaartal 1996 erop staan. ’Een goed jaar’ denk hij bij zichzelf, en voegt daar aan toe: ‚Misschien komt Megan ook wel uit dat jaar.’ Ze praten, drinken wijn en roken sigaretten. Reinhard praat vooral over zichzelf en Megan luistert aandachtig. Hij schuift steeds dichter naar haar toe. Het leer plakt wat aan zijn broek waardoor het glijdende geluid dat hij maakt duidelijk te horen is. Megan laat hem op zich af komen en glimlacht als hij zijn gezicht vlak voor die van haar houdt. ‚Mag ik je weer zoenen?’ fluistert hij en zonder op een antwoord te wachten gooit hij zich op haar. 

Ze zoenen en Reinhard brengt zijn handen naar haar rug. Zijn vingers voelen en rist van haar jurkje en trekken deze naar beneden. De jurk moet uit. Hij opent de knopen van zijn shirt en maakt zijn riem los. Megan laat het allemaal gebeuren maar Reinhard voelt hoe ze haar spieren spant. Hij fluistert geruststellende woordjes in haar oor en als hij haar slipje uittrekt en zijn hoofd naar haar kutje brengt merkt hij dat ze relaxt. Ze legt haar hoofd naar achteren, sluit haar ogen en begint zachtjes te kreunen. Ze geniet en Reinhard weet dat zij geniet want ook Reinhard geniet. 

Ze hebben die nacht meerdere malen sex. Beide genieten hoogtepunten en het is de nacht dat Reinhard weet dat hij een speciaal meisje heeft gevonden. Het is de nacht dat hij werkelijk kan zeggen: ‚Ik ben verliefd.’ 

Buiten is het inmiddels langzaamaan licht aan het worden. Een koele ochtendbries waait via de open balkondeur de kamer binnen. Reinhard wordt wakker door gewoel naast hem. Hij opent zijn ogen en ziet dat Megan zich net onder hem vandaan heeft gewrongen en voor hem staat terwijl zij net haar jurkje weer aan doet. Hij gaat rechtop zitten, voelt wat aan zijn hoofd dat door alle wijn pijn doet en vraagt: ‚Ga je nu al weg, zo vroeg? Wil je geen ontbijt? Ik kan heerlijke eitjes bakken, echt waar. Hou je niet van eitjes? Ik ben ook geen slechte pannenkoekenbakker al zeg ik het zelf.’ Ondanks zijn kater weet hij verassend goed uit zijn woorden te komen. Megan kijkt hem aan met haar donkere ogen. Haar mascara is wat uitgelopen en ze ziet er niet meer zo knap uit als Reinhard zich herinnert. Toch voelt hij dat hij verliefd is. Hij kijkt weer in haar donkere ogen en denkt: ‚dit moet dus wel echte liefde zijn.’

Ze excuseert zichzelf. Ze moet nu echt naar huis, ze moet nog veel doen vandaag en wil nog een beetje slapen. ‚Mag ik je nummer?’ vraagt Reinhard en kijkt haar hoopvol aan. Natuurlijk mag dat. Reinhard geeft haar zijn telefoon en zij typt haar nummer in en geeft de telefoon terug. Reinhard slaat het op onder Megan, even komt de gedachte bij hem op om bij haar achternaam zijn achternaam alvast in te vullen maar hij besluit dit toch niet te doen. Hij is altijd positief maar teveel positivisme kan gevaarlijk zijn voor een mens. 

Megan heeft inmiddels bijna haar schoenen aan en pakt haar tasje. ‚Dankjewel voor deze geweldige nacht Reinhard. Je bent een hele lieve man.’ Ze geeft hem een kleine kus op zijn lippen en draait zich om naar de voordeur. Zodra ze zich omgedraaid heeft volgt hij haar, alsof hij haar schaduw is geworden. ‚Mag ik je vanavond bellen? Of in ieder geval smsen? We zien elkaar snel weer he?’ Ze zegt dat ze snel weer iets van zich laat horen en wil naar de lift lopen. Reinhard pakt haar nog één keer beet, voelt hoe dun haar armen eigelijk zijn en hoe licht ze is. Hij zoent haar nog één maal en dan weet ze zich los te wurmen uit zijn greep. Ze loopt naar de lift, drukt op het knopje en stapt in. Reinhard kijkt haar na vanuit zijn deuropening. ‚We bellen hé! We zien elkaar snel weer!’ roept hij nog. Als de metalen deuren langzaam dicht gaan ziet hij nog net hoe Megan haar mobieltje uit haar tas pakt. 

Reinhard doet de deur achter zich dicht en overziet zijn woonkamer. 3 lege flessen wijn staan op de tafel en een overvolle asbak op de grond. Ze zijn in slaap gevallen op de bank zonder deken. Als hij de flessen op wil pakken blijven ze even kleven aan de glazen salontafel. Rode kringen opgedroogde wijn laten ze achter als hij ze optilt. Hij kijkt naar zijn bank en ziet dat vooral aan de kant van Megan wat wijn is gemorst. Hij pakt snel een doekje en probeert het uit het donkere leer te vegen maar het gaat niet helemaal weg. Hij kijkt er nog even naar en besluit dat het amper opvalt. Hij leegt de asbak in een vuilniszak en doet de flessen hier ook bij. De zak zet hij  bij de deur en zal die vanmiddag wel wegbrengen. Hij pakt zijn mobiel van tafel en schrijft een berichtje naar Megan: ‚Wanneer zie ik je weer? Ik heb erg genoten van afgelopen nacht xxx R’ Hij drukt op ‚verzenden’ en neemt een koude douche, goed voor de doorbloeding. 

Na het douchen trekt hij een fris schoon pak en overhemd aan en bakt een eitje voor zichzelf. Hij kijkt op zijn telefoon maar hij heeft nog geen bericht terug van Megan. Hij twijfelt even en schrijft dan: ‚Ik denk dat ik verliefd op je ben geworden. Wanneer zie ik je weer? xxx R’ en drukt op verzenden. Hij eet zijn ontbijt en kijkt om de paar seconde op zijn telefoon maar hij krijgt geen nieuwe berichten. 

Buiten is het inmiddels warmer geworden en om even zijn gedachten op een rij te krijgen besluit hij de auto te nemen en naar een bos te rijden vlak bij plaats X. Hij is dan ook even de drukke broeiende stad uit en kan gelijk wat mooie uitlaatgebieden vinden voor als het hondje er is. De plastic zak met de lege flessen gaat ook mee, de as begint te stinken en hij kan de zak dan gelijk weg gooien.     

Het is een klein uurtje rijden en omdat het nog zo vroeg is is het nog rustig op de weg. Reinhard heeft een lekker jazzmuziekje aanstaan en lacht. Hij is verliefd geworden en kan niet wachten om Megan weer te zien. Als hij in het bos aankomt gooit hij eerst even de vuilniszak weg voordat hij het bos in gaat. Terwijl hij het pad oploopt kijkt hij nog eenmaal op zijn telefoon. Geen nieuwe berichten, nog geen antwoord van Megan.  

Hij heeft zo’n drie uur gewandeld als hij weer terug komt bij zijn auto. Langer dan hij eigenlijk wilde maar hij was een beetje verdwaald. Het is inmiddels drukker geworden op de parkeerplaats met bijvoorbeeld oude mensen die een stukje gaan lopen of jonge mensen die hun hond uitlaten. Hij groet een aantal mensen vriendelijk en maakt nog even kort een praatje met een jong stel die een hond hebben. Hij ziet zichzelf graag in de toekomst ook zo. Samen met Megan en een hondje lekker wandelen door het bos. Voordat hij zijn auto instapt stuurt hij weer een berichtje naar haar: ‚Ik mis je xxx.’ 

 

V   

In de week die volgt blijft Reinhard maar berichten sturen naar Megan maar hij krijgt geen antwoord. Hoewel Reinhard een positieve man is wordt zelfs hij hier af en toe een beetje verdrietig van. Na twee dagen berichten sturen is hij haar ook gaan bellen. Maar als de telefoon over gaat hoort hij alleen maar haar voicemail waarin zij zachtjes iets mompelt. Meestal laat hij berichten achter die minuten duren. De hele week kan Reinhard zich niet voor de volle 100% concentreren op zijn werk. Zijn gedachten dwalen af naar Megan. Wat zou ze aan het doen zijn? Plaagt ze hem dat ze niks laat horen? Staat ze ineens stiekem voor zijn deur als hij straks thuis komt? Dit is dus hoe het voelt om verliefd te zijn, denk hij. 

Hij heeft haar ook proberen op te zoeken op facebook. Maar zonder haar achternaam komt hij niet heel ver. Er zijn veel meisjes die Megan heten en in Berlijn wonen. Misschien woont ze wel in een van de voorsteden? Hij gaat ze allemaal minutieus van A tot Z af. Maar ook die leveren geen succesvolle resultaten op. Misschien zit ze wel niet op Facebook? Is ze lid van een andere obscure sociale netwerksite waarop zij foto’s van haar aan anderen toont. Anderen wel maar hij niet. Reinhard voelt een kleine irritatie opkomen bij deze gedachte. Hij sluit alle websites en vraagt zich af of hij haar nu wel goed had verstaan toen ze haar naam zei? 

Vrijdagavond gaat Reinhard naar dezelfde bar waar hij haar ontmoet heeft. Voordat hij vertrok heeft hij nogmaals geprobeerd haar te bellen maar de toon gaat nu gelijk over op voicemail. Hij haalt binnen een glaasje gin tonic en kijkt wat rond. Ze is niet binnen. Hij gaat naar buiten en kijkt hoopvol naar de taxi’s en de vrouwen die eruit stappen. Maar nergens ziet hij Megan. Dan besluit hij zelf in een taxi te stappen. Hij laat zich naar de club rijden waar hij met Megan zo fijn heeft gedanst en gezoend. 

De taxichauffeur heeft nog nooit van ‚het slachthuis’ gehoord. Reinhard legt uit waar het ongeveer ligt en dan lijkt er een lichtje te gaan branden bij de chauffeur. Hij wil geen klant verliezen dus zegt maar ja. Ze rijden weer het centrum uit. Reinhard kijkt een aantal keer naar zijn mobiel maar hij heeft geen nieuwe berichten ontvangen. Dan stopt de taxi op een verlaten terrein. Reinhard kijkt om zich heen maar dit lijkt hem niet de goede plek. De taxichauffeur legt uit dat hij een stukje door moet lopen en achter die muur naar rechts moet. Dan is hij er. Reinhard betaalt en stapt uit. Na een uur zwerven over het terrein vindt hij de juiste hal.   

Hij weet zeker dat dit de juiste hal is maar er is niemand. Het is er doodstil. Geen harde muziek en geen flitsende lichten. Het terrein wordt verlicht door een aantal hoge lantaarnpalen, het is er verlaten en broeierig warm. Hij loopt naar de deur waar de ingang was. Er zit een groot slot om geslagen en de ramen zijn dichtgetimmerd met dikke balken en platen. Op een enkele plaat is met graffiti iets geschreven en zijn anarchistische symbolen te zien. Wat doet hij hier? vraagt een zacht stemmetje in zijn hoofd. Hij doet een paar stappen naar achteren alsof hij naar een schilderij kijkt en dan pas het hele plaatje begrijpt. ‚Ja’ denkt hij, ‚typisch Berlijns, zoals hij dat vorige week ook al zei. Het ene moment is het er en het volgende moment is het verdwenen.’    

 

VI

Reinhard blijft Megan iedere dag berichten sturen maar op een antwoord wacht hij nog steeds. De twijfel slaat toe en hij belaagt zichzelf met vragen. Vindt ze hem niet leuk? Heeft ze die hele nacht een toneelstuk gespeeld om van zijn vrijgevigheid gebruik te kunnen maken? Maar hoe kan een jonge vrouw als zij een succesvolle man als hem, Reinhard Stern, nu niet leuk vinden? Hij heeft geld, een succesvolle carrière en hij gaat zelfs een hondje nemen. Iedere keer dwalen zijn gedachten weer terug naar Megan en naar de nacht die ze samen hebben doorgebracht. Hij heeft zelfs nog niet de moed gehad om de vlekken uit zijn bank te halen. 

In de eerste maand na hun ontmoeting moet Reinhard toegeven dat hij haar echt mist. Hoe hard hij het ook probeert, zijn motivatietechnieken hebben weinig effect op zijn gemoedstoestand. Maar na twee maanden moet hij niet meer op ieder moment van de dag aan haar denken. Hij kan  zich weer meer op zijn werk concentreren en aan andere dingen denken. Hij heeft voorlopig even afgezien van het hondje. Zijn werk geeft hem afleiding van het denken aan Megan en als hij nu een hondje zou nemen zou die vaak eenzaam thuis zitten. De kamer die voor het hondje zou zijn staat nog ook nog leeg. Hij stuurt Megan zo nu en dan nog een bericht.

Het is vrijdagmiddag en Reinhard is bijna klaar met werken. Hij moet nog een paar mails afhandelen en dan kan hij naar huis. Hij is met zijn gedachte al bij welke pasta hij zal maken als er op de deur wordt geklopt. Reinhard werpt snel een blik op zijn agenda maar ziet geen afspraken meer staan voor vandaag. Hij roept ‚binnen’ en staat op vanachter zijn bureau om de bezoeker te groeten. De deur zwaait open en een gezette man in een verfrommeld grijs pak stapt zijn kantoor binnen. 

De man groet Reinhard met een knikje en mompelt met een rauwe stem ‚goedemiddag.’ Reinhard antwoord de groetende man en wijst naar de stoel voor zijn bureau, zelf gaat hij weer zitten. Als de man plaats neemt vraagt Reinhard ‚Wat kan ik voor u doen?’ De man brengt zijn hand naar de binnenzak van zijn jasje en legt een bedrijfskaartje op tafel. ‚Ik werk als detective en ik vroeg mij af of ik een paar vragen aan u kan stellen meneer Stern?’ Reinhard blinkt even met zijn ogen als hij het beroep van de man hoort. ‚Maar ik ben een personal motivator meneer. Ik zou niet weten hoe ik u kon helpen tenzij u een depressie heeft. Maar dan zou u wel een afspraak moeten maken. Hier wacht ik geef u het nummer van mijn secretaresse, ze is al naar huis gegaan, ongeveer een uurtje geleden denk ik, maar als u even wacht dan. ‚Nee, nee’ onderbreekt de man hem. ‚Ik ben hier niet om u als personal motivator te consulteren meneer Stern. Ik ben hier om u een aantal vragen te stellen over een zaak. Als u weer even zou willen gaan zitten?’ Reinhard was al naar een van zijn kasten gelopen voor een informatiebrochure over zijn kwaliteiten en diensten als personal motivator maar als de man hem onderbreekt gaat hij weer zitten.

‚Het zit namelijk zo,’ gaat de man verder terwijl hij weer iets uit zijn binnenzak haalt en een foto op tafel legt. ‚Ik ben ingehuurd door de familie van dit meisje’ en hij legt zijn dikke vettige vinger op de foto, ‚Het is inmiddels twee maanden geleden dat haar familie haar voor het laatst heeft gezien. De politie gaat ervan uit dat zij is weggelopen omdat ze veel problemen had met haar familie. Ze hebben het een en ander aan onderzoek gedaan maar niet meer dan het minimale. Volgens hun wijzen alle bewijzen erop dat ze het hazepad genomen heeft en is ze onvindbaar.   Haar vader erkent dat er problemen waren maar dat hoort toch bij puberende kinderen? De familie geeft wel degelijk veel om haar. Ik geloof deze man maar de politie dus niet. Uiteindelijk heeft hij via via mij gevonden en aan mij gevraagd om het uit te zoeken. Ik heb wat telefoontjes gepleegd en ben wat aanwijzingen nagegaan. Ik heb de taxichauffeur gevonden die haar in het centrum heeft afgezet en hij verklaarde dat ze bij het betalen geen geld bij zich bleek te hebben. Maar dat een blanke man van middelbare leeftijd die er zo en zo uitzag haar rekening betaalde. Hierna heeft hij haar niet gezien maar hij durft niet naar de politie te gaan met zijn verhaal omdat hij hier illegaal is. Ik ben toen het café binnen gegaan waarvoor zij werd afgezet en heb wat navraag gedaan bij het personeel. Heb ze verteld dat de man waar ik naar opzoek was er zo en zo uitzag en dat hij misschien met een jonger meisje binnen is geweest. De barvrouw herinnerde die man nog wel omdat hij zoveel wijn bestelde, eerst telkens maar één glas maar later twee glazen per bestelling. Ze wist niet hoe hij heette maar herinnerde zich nog wel dat toen hij voor zijn laatste glas wijn betaalde een dikke fooi gaf en per ongeluk ook de bon van een restaurant meegaf vanuit zijn portemonnee. Normaliter gooien ze zulke dingen gelijk weg maar zij had hem in haar zak gestopt bij haar fooi. Toen zij de volgende dag die broek in de was wilde doen kwam ze de bon weer tegen in haar broekzak. Ze had hem even bekeken en uit nieuwsgierigheid op het internet het restaurant opgezocht waarna ze de bon weggooide. Maar ze herinnerde het restaurant nog door deze handeling en gaf mij de naam.’

De privé-detective stopte even en haalde nog wat uit zijn binnenzak. Het was een doekje om zijn bezwete gezicht af te vegen. Reinhard had stil geluisterd naar het verhaal van de zweterige man voor hem. Tot nu toe was hij zich van geen kwaad bewust. Ja, het meisje op de foto leek heel erg op Megan, zij het zonder make-up en haar haar had een lichtere kleur maar ze leek er erg op. Ja, Reinhard zou zelfs willen toegeven dat dat Megan was maar hij hield nog even zijn mond. Het was duidelijk dat de man voor hem nog niet uitgepraat was en het was onbeleefd om door iemands verhaal heen te praten. 

‚Dus ik naar het restaurant wat die serveerster herinnerde. En wat denk je? Ja hoor ze wisten daar toevallig nog een man die er zo en zo uitzag. Hij had die avond gedineerd met een vriend. Toen ik vroeg of ik zijn naam mocht hebben deden ze er eerst wat moeilijk over maar na een paar vriendelijke woorden kreeg ik toch de naam van ze, Reinhard Stern. Ik ben direct naar de bibliotheek gegaan en heb daar de naam opgezocht. De man bleek een personal-motivator te zijn en al een aardige carrière achter zich te hebben. Ik printte een foto uit en ging voor een dubbele check nog even terug naar het café. Daar bevestigde het barmeisje dat dit de man was die ik zocht.’ 

Hij was weer even stil en keek Reinhard met een grijns aan. Reinhard wilde wat zeggen maar toen ging de hand van de man naar de andere binnenzak van zijn jasje. Hij haalde weer een foto eruit, hield hem voor zich uit, keek er even naar en keek toen weer naar Reinhard. ‚En als ik het goed heb dan heb ik nu het genoegen om voor de heer Reinhard Stern te zitten, de enige echte’ De man legde de foto van Reinhard op de tafel naast die van Megan en leek erg trotst te zijn op zijn vondst. Reinhard antwoordde met een lach: ‚Dat klopt ja, aangenaam. Attent van u dat u mijn carriere tot nu toe succesvol wil noemen. Maar hoe kan ik u helpen? Ik ben slechts een, zoals u al zei, personal motivator.’

De detective leek even van zijn stuk gebracht door Reinhard’s vraag. Hij trok zijn wenkbrauwen wat op en kneep ze daarna samen, keek Reinhard indringend aan en zei:’Nou meneer Stern, zoals ik zei: u bent voor zover bekend voor het laatst met haar gezien. Ik zou graag willen weten wat er die nacht is gebeurd.’ 

Reinhard kucht even, houdt netjes zijn hand voor zijn mond en lacht de man tegenover hem daarna vriendelijk toe. Hij zal hem niet de hele waarheid vertellen. Daar is geen reden toe. Als de man zo’n goede detective is als hij zelf gelooft te zijn dan hoeft Reinhard hem niet alles te vertellen. ‚Het klopt inderdaad dat ik in dat restaurant gegeten heb. Ik moet u zeggen dat vooral de vis daar uitstekend is. Ik had na het eten nog geen zin om naar huis te gaan en ben daarom naar dat café gegaan om nog wat te drinken en te dansen. Ik heb mij daar erg vermaakt en toen ik even buiten stond voor wat frisse lucht, het was erg druk binnen, stopte er een taxi voor mij waar zij, en hij knikte naar de foto van het meisje dat naast zijn foto op zijn bureau lag, uit probeerde te stappen. Heeft de taxi-chauffeur u ook vertelt dat hij haar op brute wijze vasthield en tegen haar schreeuwde? Ik heb toen gedaan wat ieder mens met een goed hart zou doen, ik heb haar geholpen en haar rekening betaalt. Daarna heb ik haar naar binnen gevraagd om even van de schik te bekomen. Ik heb haar wat te drinken aangeboden en wij hebben wat gepraat. Waarover? O dat weet ik niet meer precies. Gewoon, kleine dingen. Hierna heeft zij mij vertelt dat zij nog ergens heen moest die avond. Ze heeft mij vriendelijk bedankt voor de wijn en is toen vertrokken. Kort daarna ben ik zelf ook naar huis gegaan en ik was denk ik tussen twaalf en één thuis.’ 

‚Weet u nog welke kant zij is op gegaan of heeft zij iets gezegd over waar zij heen moest? En is er iemand die uw tijd van thuiskomst kan bevestigen?’ 

‚ Laat mij even denken. Nee ik kan mij niet herinneren dat zij daar iets over heeft gezegd, we hadden dan ook beide al wat wijn op. En zoals ik al zei was het erg druk binnen. Ik heb haar nog net de deur uit zien gaan maar dat was het. En helaas moet ik ook uw derde vraag negatief beantwoorden, ik woon alleen. Ik zit wel al een hele tijd na te denken om een hondje te nemen. Wat voor ras weet ik nog niet maar het lijkt mij toch fijn om iemand te hebben voor als ik thuiskom, iemand die op je wacht en die ook daadwerkelijk blij is om je te zien dan. Het hondje is er nog niet, ik heb het te druk met mijn werk op het moment maar ik kan u verzekeren dat ik het idee niet vergeten ben. Weet u, ik ben zelfs die volgende morgen naar dit bos bij plaats X geweest om te kijken of het een fijne plek voor honden is. Zo serieus ben ik ermee bezig geweest.’

Terwijl Reinhard praat schrijft de detective haastig in een klein notitieboekje, zelfs het verhaal over het hondje. Als Reinhard stopt met praten maakt de detective aanstalten om op te staan. ‚Meneer Stern, hartelijk dank voor uw informatie. Mocht u nog iets te binnen schieten dan heeft u mijn kaartje.’ Hij pakt de foto’s van het bureau en schuift zijn bedrijfskaartje naar Reinhard. ‚Zoals ik al zei meneer, het is al weer even geleden en alles wat ik mij herinner heb ik u zojuist verteld. Maar mocht er iets mij toch nog te binnen schieten dan heb ik inderdaad uw kaartje.’ Hij tikt met zijn vinger op het kaartje en staat ook op, geeft de man een hand en laat hem uit. Reinhard sluit zijn kantoor af, haalt zijn fiets van zijn slot en fietst naar huis. 

Als hij thuis is schenkt hij een glas wijn voor zichzelf in en gaat op zijn bank zitten. De rode wijn vlekken van de nacht dat Megan er was zijn nog licht te zien, ze gingen er niet helemaal uit. Hij pakt zijn telefoon en belt het nummer van Megan. Weer krijgt hij haar voicemail en spreekt het volgende in:’Hej Megan, hier Reinhard weer. Vandaag kwam er een detective langs bij mij op het kantoor en hij is op zoek naar jou! Blijkbaar maken je ouders zich erg ongerust over je. Ik heb hem maar niet verteld over onze nacht bij mij hier, dat blijft lekker tussen ons, dat hoeft hij niet te weten. Maar ik zou wel graag wat van je horen. Het is alweer even geleden en ik begin mij toch wat ongerust te maken. Weet je wat? Als je snel wat van je laat horen dan mag jij uitzoeken wat voor hondje wij zullen nemen! Vind je dat niet leuk? Nou ik hoop je snel te zien. Kus, Reinhard.’ 

 

VII

Het is inmiddels twee weken geleden dat Reinhard de detective heeft gesproken en hij heeft niks meer van de man gehoord. Reinhard heeft zojuist een nieuw pak voor de late zomerdagen opgehaald. Het is donkerblauw en precies voor hem op maat gemaakt. Als hij de winkel uitkomt zet hij zijn zonnebril op en loopt naar de plek waar hij zijn fiets heeft vastgezet. Onderweg passeert hij een reisbureau en zijn aandacht wordt getrokken door een mooie jonge vrouw die net in de etalage bezig is om de promotie voor nieuwe reisbestemmingen op te hangen. Reinhard werpt een blik in de etalage en blijft even staan. Zij staat met haar rug naar hem toe en hij bewondert haar slanke lange benen die onder haar professionele donkere bedrijfsrokje uitkomen. Naast haar benen hangt een plastic bord met aanbiedingen. Als zij zich onverwachts zou omdraaien zal hij doen alsof hij daar naar kijkt. Hoewel zij natuurlijk niet hetzelfde in hem losmaakt als Megan doet kan hij toch nog genieten van een mooi paar vrouwelijke benen. 

Wanneer zij de promotie heeft opgehangen stapt ze, zonder zich om te draaien uit de etalage en valt Reinhard’s blik op iets in de weerspiegeling van het glas. ‚Zag hij dat nu goed?’ Reinhard verstijfd en blijft in de etalageruit kijken. Niet meer naar hetgeen wat hij zag maar naar de nieuwe actiebestemmingen. Een vrouw binnen ziet hem staan en lacht vriendelijk naar hem. Maar Reinhard weet geen lach op zijn gezicht te krijgen. Pure angst is wat zijn gezicht uitstraalt nu.

Verschillende gedachtes vliegen door zijn hoofd. ‚Zag hij het nu goed? Zag hij in de reflectie van de etalageruit de detective? Daar aan de overkant van de straat. Staat hij hem vanaf daar te observeren? Wordt hij gevolgd? Maar voor hoe lang al?’ Maar de belangrijkste vraag: ‚Weet de detective van zijn nacht met Megan?’ 

Zonder naar de overkant te kijken loopt Reinhard verder naar zijn fiets. Als hij loopt voelt hij zijn rug gloeien, alsof er iemand met een pistool op zijn rug mikt. Hij begint te zweten en gaat sneller lopen. ‚Hoe is hij erachter gekomen? En waarom komt hij niet gewoon op mij af?’ Zijn vragen die nu door zijn hoofd razen. Hij is op de plek aangekomen waar hij zijn fiets geparkeerd had maar kan hem op het eerste gezicht nergens vinden. ‚Nu niet in paniek raken anders heeft hij door dat je hem gezien hebt. Rustig door lopen, doe alsof er niks aan de hand is. Je koopt wel een nieuwe fiets. Nu naar de metro. Of een taxi! Ja een taxi is beter. Dan kan hij mij niet meer volgen. Maar weet hij waar ik woon? Als hij mij hier heeft gevonden weet hij vast ook waar ik woon!’

Reinhard houdt zijn ogen op de straat maar durft niet naar de overkant te kijken. Zodra er een taxi de hoek om komt steekt hij zijn hand omhoog en stapt snel in. De auto trekt op en vermengd zich in het Berlijnse verkeer. Maar Reinhard durft nog niet naar buiten te kijken. Hij pakt zijn mobiel en stuurt het volgende bericht naar Megan: ‚Hij weet het, waar ben je?’ 

 

Epiloog  

Er gaat weer een week voorbij en Reinhard ziet de detective niet meer. Hij heeft rust nodig. Dikverdiende rust om zijn hoofd leeg te maken en zijn gedachten weer op een rijtje te kunnen zetten. Toen hij die middag thuis kwam, nadat hij erachter kwam dat hij gevolgd werd, heeft hij direct een vakantie geboekt. 3 weken Malediven zullen hem goed doen.    

Het is vrijdagmorgen en hij is zijn tas aan het inpakken. In de woonkamer staat zijn tv aan en hij staat in zijn slaapkamer voor zijn kledingkast. Hij kijkt op zijn horloge en ziet dat hij nog een uur heeft voordat de taxi er is. Hij kiest een aantal lichte overhemden en een fraai overhemd met bloemetjes. Op zijn bed vouwt hij ze nogmaals netjes op, kijkt nog even op zijn telefoon, nog steeds geen bericht van haar, en loopt ermee naar de woonkamer waar zijn koffer ligt. 

Hij heeft Megan deze morgen nog gebeld met de mededeling dat hij op vakantie gaat. Hij heeft haar ook verteld dat hij speciaal voor haar een sleutel heeft verstopt in het portiek. Mocht zij eerder terug zijn dan hij dan kan ze in ieder geval naar binnen. 

Hij zet zijn tv aan op een ochtendshow. Als hij de overhemden net in zijn koffer wil leggen wordt de ochtendshow onderbroken door het nieuws. Het eerste item grijpt direct zijn aandacht. Reinhard kijkt op en ziet de volgende beelden voorbij komen: 

Het is nog een beetje donker en dit moet dus vroeg in de ochtend gefilmd zijn. Vanaf de grond wordt een politiehelikopter gefilmd die over een bebost gebied vliegt. De camera wordt meer naar beneden gericht en Reinhard herkent de parkeerplaats van het bos waar hij die ene zondagmorgen gewandeld heeft. De parkeerplaats is nu afgezet en er staan enkele politieauto’s, mediabusjes en een ambulance. Er wordt ingezoomd en enkele politiemensen komen in beeld die een grote plastic zak dragen waarin een lichaam lijkt te zitten. Reinhard hoort de stem van de commentator zeggen dat het vermoedelijk het lichaam is van het meisje M. die al enkele tijd vermist is. De politie dacht dat zij van huis was weggelopen maar gaan nu uit van een misdrijf. Dan verschijnt er een foto in beeld van een jonge vrouw die Reinhard maar al te goed kent. 

Hij laat de overhemden vallen. Hij kijkt om zich heen en ziet zijn bank, de vlekken, de lege flessen wijn, de vuilniszak en de krassen op zijn salontafel. Het wordt even heel helder in zijn gedachten voordat het heel donker wordt. In de voordeur hoort hij het geluid van een sleutel die wordt omgedraaid in een slot. Wat heeft hij gedaan? Wie is hij?   

Over de Duitse WK-beleving

Toen ik mij vandaag in de omgeving Friedrichstraße bevond kleurde het straatbeeld zwart-rood-goud. Vanmorgen werd die Mannschaft vanuit Rio ingevlogen om te worden gehuldigd in de hoofdstad. De meeste fans van die Mannschaft liepen er wat verdwaald bij. Blijkbaar waren er een hoop Duitsers uit het hele land op de huldiging afgekomen en had men an masse besloten om er een dagje Berlijn van te maken. Toerist in eigen land ten top. Deze verdwaalde, ietwat onzekere houding deed mij niet alleen grinniken maar ik zag hier ook een paralel met de houding van de gemiddelde Duitse supporter van de afgelopen weken, voor de halve finale.
Een klein stukje voetbalgeschiedenis: West-Duitsland is in het verleden 3 maal wereldkampioen geworden. In 1954, 1974 en in 1990. Daarnaast stonden de Duitsers vooral bekend om hun degelijke afbraak voetbal en lelijke, maar o zo effectieve, doelpunten. In 2006 werd het WK in Duitsland gehouden en in 2004 kwam met oud international Jürgen Klinsmann een nieuwe jonge trainer voor de groep. Hij veraste vriend en vijand door met Duitsland attractief aanvallend voetbal te spelen en Duitsland wist het te schoppen tot de derde plek. Hierna nam Joachim Löw het roer over en hij wist deze lijn door te zetten met de uiteindelijke beloning de titel van het WK 2014.
Dat Duitsland een bewogen geschiedenis heeft in de 20ste eeuw, dat weet praktisch iedereen. En misschien wel het meest de Duitsers zelf. Het land is het schoolvoorbeeld geworden hoe je als land om moet gaan met de pijnlijke plekken uit je verleden. Maar Duitsers hebben zich na WOII lang geschaamd om Duitser te zijn en zeiden dan ook liever dat zij ‚Europeaan’ waren i.p.v. Duitser. Duitsers waren lange tijd niet trots op hun land en enige uiting van Duits nationalisme werd al snel met wantrouwen aangezien.
Ook dit veranderde in 2006. Toen Klinsmann het Duitse team attractief liet spelen en won begonnen de Duitsers een beetje trots te worden op hun team. Het was toen voor het eerst sinds tijden dat men weer een Duitse vlag uit durfde te hangen zonder dat daar direct een politieke boodschap achter werd gezocht. Ook deze trent werd doorgezet.
Sinds WK2006 heet Duitsland in Duitsland tijdens voetbal anders. Het heet Schland. Een term uitgevonden door een tv-uitzending van ‚TV Total.’ Schland is Duitsland zonder het zware verleden, het is het Duitsland van de mallote fankleding, van de Duitsland vlaggen als cape en van alle andere prullaria waarmee je laat zien dat je die Mannschaft steunt. Er is zelfs een heus lied, op de melodie van het nummer waarmee Duitsland in 2010 het songefestival won: 
De populariteit van Schland is de nieuwe manier van omgaan met het verleden van een nieuwe Duitse generatie. Een generatie die niet is opgegroeid met de WOII of een verdeeld Duitsland. Natuurlijk is er besef van het verleden maar er is ook trots.Trots op een manier dat de rest van de wereld niet direct denkt ‚o jee…’ Nee want zelfs de rest van de wereld is aangestoken met Schland. Die Mannschaft kon dit jaar op veel internationale support en sympathie rekenen.
Maar hoe heb ik dat hier beleefd? Als een anticlimax kan ik alvast verklappen. De eerste wedstrijd heb ik gekeken op de Fanmeile. U kent het vast wel van tv. Vier weken lang is het stuk weg, die Straße des 17. Juni, voor de Brandenburger Tor afgezet en omgebouwd tot Fanmeile. Een voetbalkermis van 1,2 km. Deze eerste wedstrijd tegen Portugal won Duitsland met 4-0 en hoewel er gejuicht werd bij ieder doelpunt was echte euforie niet echt te voelen. Dit ging eigenlijk door tot de halve finale. Tot die tijd won Duitsland alles maar taferelen zoals in Nederland als Oranje wint waren nergens te bekennen. Het was alsof men het eigenlijk niet meer dan logisch vond hoe het allemaal ging of juist dat ze nog wat onzeker waren wat voor houding men aan moest nemen. Je zag wel hier en daar wat Duitse vlaggetjes maar echt begeistert was men (nog) niet. Duitsland was nog geen Schland geworden.
Tot de halve finale tegen Brazilië die Duitsland met 7-1 won. Ineens werd overal vuurwerk afgestoken en werden straten overlopen met feestende mensen, alsof heel Duitsland wakker was geworden uit zijn winterslaap. En waar was ik? Op mijn kamer. Ik was net hersteld van zware koorts en het leek mij verstandig om nog een avondje thuis te blijven. Daarnaast speelde Nederland de volgende dag en ik wilde daar logischerwijs graag fit voor zijn. Met de finale zal ik mij wel onder de locals begeven dacht ik. Maar ook dit liep anders. Ik had met vrienden afgesproken op de Fanmeile en dit bleek een erg slecht idee. Soms heb je wel eens problemen om je vrienden te zoeken bij een concert waar een paar duizend of een paar honderd mensen zijn. Daarnaast valt het bereik van je telefoon ook telkens weg. Nou ik mocht ze zoeken tussen zo’n 400.000 mensen met de enige aanwijzing: we staan ergens vooraan. Na anderhalf uur zoeken had ik het helemaal gehad om platgedrukt te worden tussen dronken Duitsers. Daarnaast ging het ook nog eens regenen en besloot ik maar naar huis te gaan, ik had nog 2 uur voor de wedstrijd begon. Dus ik heb bij de dönerzaak bij mijn metrohalte een broodje döner en een paar biertjes gehaald en heb weer achter mijn laptop de wedstrijd gezien.
Helaas kon ik vandaag ook niet bij de huldiging zijn omdat ik twee tentamens had. Het enige wat ik dus heb meegekregen van de huldiging waren de grote groepen verdwaalde supporters van vanmiddag. En iedere keer als ik weer een groep passeerde bekroop mij toch de gedachte dat dit eigenlijk veel unieker is dan dat Duitsland voor de vierde keer de Wereldbeker voetbal heeft gewonnen. Ze hebben weer iets om trots op te zijn en dat gun ik ze van harte.

Intermezzo: fictie

 

 

 

Image

 

 

Imitatie 

I

Vijf jaar geleden verdween mijn verloofde. Zij is voor het laatst gezien door een barman en twee verschillende mannen op twee verschillende plekken. Een lichaam is nooit gevonden. Ik heb sindsdien nooit meer iets van haar vernomen.  

Op de dag van haar verdwijning was het broeierig warm geweest met onweer en regen in de namiddag. In de avond was de temperatuur aangenamer geworden met zelfs een koel briesje. 

De eerste man zag haar rond middernacht terwijl zij net uit een café kwam. Hij wilde net in een taxi stappen, had even oogcontact met haar, knikte vriendelijk en keek haar nog even na terwijl zij hem voorbij liep. De taxichauffeur had haar niet gezien aangezien hij de koffers van zijn klant in de achterbak aan het plaatsen was. Op het moment dat de chauffeur achter het stuur plaats nam was zij al uit het gezichtsveld verdwenen zo verklaarde chauffeur en klant later aan de politie. 

De andere getuige zag haar nog geen half uur later een galerie ingaan waar zij al snel weer uit kwam met een pakket onder haar arm. Het was langwerpig en had de omtrek van een schilderij. Hij stond buiten voor een café te roken toen zij uit een steeg, langs het cafe, naar de galerie liep. Hoewel zijn sigaret al op was voordat zij naar buiten kwam bleef hij nog even staan. Haar uiterlijk had zijn aandacht getrokken en hij hoopte haar nog even te zien voordat hij weer naar binnen ging. Zoals gezegd was het aangenaam weer die avond en geen straf om nog even buiten te blijven staan. De lichten in de galerie bleven uit en toen de man na vijf minuten wachten weer het café in wilde gaan, hij had zich al opgedraaid, hoorde hij de deur van de galerie opengaan en het geluid van haar hakken op de stoeptegels. Hij draaide zich om en zag haar, met het pakket onder haar arm, van hem weg lopen in de richting van het station. Hierna heeft niemand haar ooit nog gezien.

Toch zijn er een aantal vreemde punten in de zaak die nooit opgehelderd zijn. Zo werd mijn verloofde door de getuigen gezien met verschillende soorten kleding aan. De eerste getuige verklaarde dat zij een rood cocktailjurkje, bruine trenchcoat, en zwarte hakken droeg. In haar hand had zij een zwarte leren vrouwentas en zij droeg een simpele gouden halsketting met een medaillon. De tweede getuige zag haar met dezelfde bruine trenchcoat maar met een blauwe jurk die tot haar knieën reikte. Zij droeg geen gouden maar een zilveren halsketting en de zwarte tas was verdwenen. De tas, rode jurk en gouden ketting zijn nergens meer gevonden. 

Uiteindelijk werd zij door de politie als dezelfde vrouw geïdentificeerd door twee kenmerken. Beide getuigen verklaarde dat de vrouw een langgerekt litteken op haar linker achilleshiel had en dat zij een relatief grote goudkleurige medaillon aan haar ketting droeg. Het litteken was een overblijfsel van een ongeluk dat zij had toen zij als kind in een auto-ongeluk terecht was gekomen. De auto van haar ouders werd in de vroege ochtend toen het gezin op vakantie wilde gaan geramd door een auto waar een alcoholist achter het stuur zat. Haar beide ouders hebben het ongeluk niet overleefd en zij moest door de brandweer uit het wrak gehaald worden. Ze had meerdere littekens hieraan overgehouden, niet alleen lichamelijk. Maar het litteken op haar achilleshiel deed haar aan de naamgever van de plek denken. Zij had immers het ongeluk overleefd ondanks de verwonding op die plek. Ze droeg het met een soort donkere humor, soms was ze er zelfs trots op. De medaillon was een geschenk van haar oma geweest, bij wie zij opgroeide na het ongeluk. Het was een familie erfstuk en als je hem opende keken de foto’s van haar ouders je aan. Daarnaast klopte ook beide beschrijvingen van haar volle lange blonde haren, lange benen en knappe gezicht. Tot slot kwam zij na die avond niet meer thuis en toen ik na 2 nachten ongerust werd ben ik naar de politie gegaan. Enkele maanden zag ik overal haar foto maar nadat de twee getuigen zich hadden gemeld strandde de zaak.   

De barman van het café waaruit zij rond middernacht was vertrokken kon haar nog herinneren maar heeft haar niet met iemand gezien daar. Het was rustig geweest die avond en vanuit zijn ooghoeken kon hij haar in de gaten houden. Ook hij voelde zich tot haar aangetrokken. Ze had een glas witte wijn gedronken en leek uit een boek te lezen maar er ook in te schrijven. Welk boek het was kon de barman niet zien. Toen het drukker werd was hij haar even vergeten. Ze had het café verlaten zonder te betalen, het was niemand opgevallen.  

De galerie waarin zij gezien was kon geen enkel werk vinden dat miste in de collectie. Hoe zij binnen was gekomen en welk schilderij zij had meegenomen bleef een compleet raadsel voor de galeriehouder. Het was niet duidelijk of zij een sleutel had of dat de deur al open was. Camerabeelden tonen haar enkel naar binnen gaan en weer buiten komen. Binnen had men geen camera’s. Hoewel de beelden niet heel scherp waren werd zij nogmaals gesignaleerd op beelden van ongeveer een week geleden voordat zij verdween. De galeriehouder kon haar bezoek alleen niet meer herinneren.    

Veel mensen hebben hun hoofd gebroken over deze zaak. Een arrogante misdaadverslaggever kwam met de theorie dat ze een gestolen schilderij zou hebben gevonden op een geheime plek in de galerie bij haar eerste bezoek. Hierna zou zij op zoek zijn gegaan naar kopers en het de avond van haar verdwijning hebben opgehaald en verkocht. Hierna zou zij zo snel mogelijk het land hebben verlaten om de politie te ontlopen. Echter tonen camerabeelden van het station en het vliegveld haar niet. Een andere verklaring die werd geopperd tijdens een debat in een populaire talkshow was dat zij het schilderij wilde verkopen aan duistere types. De deal is om een of andere manier mislukt en zij is door hen ontvoerd en ergens gedumpt om nooit meer gevonden te worden. Kranten stonden er weken lang vol mee en televisieprogramma’s besteedde er aandacht aan. In sommige werd ik als potentiële dader neergezet. Maar dat was onmogelijk want ik hield van haar en zij, geloofde ik, van mij. Ik had geen enkele reden om haar te laten verdwijnen. Iedereen in het land leek een idee te hebben maar de echte oplossing ontbrak. Na enkele maanden van vruchteloos politieonderzoek verdween de aandacht tot het alleen nog maar aan de familie was om zich af te vragen waar zij was. 

En ik? Wat geloofde ik? Ik wilde het niet geloven. Met haar verdwijning verloor mijn leven een duidelijke richting. Ik voelde mij een meteoriet die doelloos door de ruimte zweefde. Wachtend op een impact, op iets. Maar niets kwam. Ik voelde mij verloren en trok mij terug in het niets. Het niets kan beangstigend zijn maar na een tijd ook vertrouwd en rustgevend. Er is niets meer en zij is niets meer. Ik heb mij er uiteindelijk bij neergelegd dat mensen soms gewoon verdwijnen in het niets. Of zij het nu willen of niet, mensen verdwijnen. Ik geloofde in deze simpele stelling. Niet omdat ik alles aanneem zonder goede argumentatie maar omdat ik het nodig heb om niet verscheurd te worden door verdriet van haar verlies. Ook ik ben verdwenen uit het leven van mijn vrienden en familie. Ik was niet meer te verdragen voor ze, het niets deed te veel met mij als persoon. Het verdriet brak mij en nadat de maanden vorderden na haar vermissing verdween ik langzaam uit het leven van mijn vroegere vrienden en uit die van mij. Ik kon het niets niet meer bestrijden. Het had mij overwonnen en iedere ochtend werd ik wakker, opende mijn ogen en was er niets. Ik leed eronder maar vond een manier op verder te leven, accepteren en lijden. Het Niets had mij overwonnen maar vandaag sloeg ik terug. 

II

Ik bevond mij in een andere stad. Ik verliet vanmorgen na een paar uur onderzoek de bibliotheek van deze stad. Ik wilde een restaurantje of kroeg vinden waar ik iets kon eten maar kon in de straten rondom het gebouw niks vinden dat open was. Ik dwaalde een beetje af tot straten veranderde in smalle stegen en de huizen steeds smaller werden en lange schaduwen over mij wierpen. Donkere luchten begonnen zich boven mij samen te trekken en het werd ongewoon donker voor de tijd van de dag. Uit de wolken kwamen al snel regendruppels en na enkele minuten lopen ontstonden er grote plassen in de slecht geasfalteerde straatjes. Ik had geen paraplu bij mij maar zetten de kraag van mijn jas hoog op, dicht tegen mijn gezicht aan voor een beetje bescherming. Er stak een gure wind die door mijn kleding leek te snijden, alsof ik in een ijskoude zee zwom. De regen begon in mijn kleren te rekken en ik voelde hoe de kleding overal op mijn huid begon te plakken. Mijn zoektocht naar een lunchcafé bleek hopeloos te zijn in deze buurt en ik besloot om te schuilen onder het eerstvolgende afdakje. Ik voelde mij hopeloos verdwaald.  

De gevel boven mij beschermde mij tegen de regen maar de wind bleef hard waaien tegen mijn zeiknatte kleding. Ik nam nog een stap naar achteren en voelde hoe mijn rug in contact kwam met een houten deur die wat mee leek te geven. Ik draaide mij om en zag dat het de deur was van een antiekwinkel. . Er scheen een zwak licht en de etalageruit was erg stoffig waardoor ik niet goed naar binnen kon kijken maar er leek niemand binnen te zijn. Ik keek weer naar de lucht en omdat het er niet naar uit zag dat het snel droog zou worden ging ik naar binnen om op te warmen en te wachten tot het droog zou worden. Ik duwde met mijn hand tegen de deur en deze opende zich met een piepend geluid. Bij mijn eerste stap naar binnen leek de wind mij in mijn rug te blazen, alsof het zei ’ga naar binnen en kom niet meer terug in deze wereld.’  

Binnen leek het nog donkerder dan het door het raam leek. Ik zag niemand en hoorde ook niks. De ruimte stond vol met oude troep. Op een aantal tafels lagen ongepoetste sieraden en servies. Langs de wanden stonden houten kasten vol oude boeken die elkaar al decennia gezelschap leken te houden.  Door de gangpaden en bij de kasten stonden wat beelden en lampen. Bij de onbemande kassa stond een grote lamp die de ruimte zwakjes verlichtte. Ik zette een paar stappen. De vloer kraakte vreselijk maar nog steeds verscheen er niemand uit het donker. ’Hallo?’, riep ik maar kreeg geen antwoord. Enkel de ogen van levenloze beelden keken mij aan. Ik liep wat rond en zag dat de kasten vol stonden met oude kunstboeken, museumcatalogi, veilingsboeken en enkele kunsttheoretische boeken. In de hoek ontdekte ik achter een kast een smalle gang die naar een ruimte achterin het pand leek te voeren en waar enig daglicht leek te schijnen. De gang was smal en aan beide kanten geflankeerd met meer grote stapels oude stoffige boeken van onbekende schrijvers uit onbekende landen. Zij zijn verdwenen uit het collectieve geheugen van de mens, net als deze winkel leek het. 

De ruimte waar de gang in uitkwam werd, zoals ik het goed zag, verlicht door een groot raam dat op een binnenplaats keek. In het midden van de binnenplaats stond een kitscherig beeld van een nimf. Ze moest er al lang hebben gestaan aangezien ze voor een groot deel overgroeid was met mos en op meerdere plekken zwartgeblakerd was. Net toen mijn ogen begonnen te wennen aan het zwakke licht scheen er ineens fel zonlicht naar binnen die de kamer onderdompelde in een heldere gloed. Het stond vol met schilderijen en aan de muur, tegenover het raam, precies links van mij hing een schilderij wat ik niet direct thuis kon brengen maar wat een enorm gevoel van herkenning bij mij opriep. Ik kon even niet bewegen en de het zonlicht verdween weer.

Bevend haalde ik mijn portemonnee tevoorschijn en pakte hier een verkreukelde foto uit. Ik hield hem omhoog naast het schilderij en kon mijn ogen niet geloven. De vrouw in het schilderij leek sprekend op mijn verloofde.Ze was ouder geworden, maar toch sprekend. Toen zij verdween was zij nog begin twintig. Maar de vrouw op dit doek, moest eind twintig, begin dertig zijn. De vrouw op het doek zat in een oude stoel die bekleed was met een groene stof met rozenmotief. Bij de armleuningen was hij versleten en was het oude hout te zien. Haar benen waren losjes over elkaar geslagen en met een speelse glimlach keek ze je recht in de ogen. Ze droeg een rijk versierde rode galajurk die uit een verveelden leek te stammen. In haar rechterhand hield ze een gevuld wijnglas vast en haar linker rustte op de armleuning. Haar verlovingsring zat er nog aan. De schilder was niet heel precies geweest met de achtergrond, een donkere houten wand, in een soort studeerkamer. Waarin de omgeving aan detail mistte was de vrouw zelf zeer gedetailleerd geschilderd. Ik bleef er enkele minuten verdwaasd voor staan, zelfs de medaillon klopte, al verbaasde mij dit op een vreemde manier al niet meer. Ik ging er vlak voor staan om ieder likje verf te bestuderen, nam dan weer een paar stappen terug om het geheel in mij op te nemen. Het geheel maakte een verpletterende indruk. Ik voelde mij kleiner worden, zo klein dat ik niet meer te klein was om te huilen. 

Nadat de afbeelding op mij was ingewerkt begon de vraag op te komen naar de oorsprong ervan. Een datum of signatuur ontbrak. Heeft zij dit in het verleden, voor haar verdwijning laten maken zonder mij hier ooit iets van te vertellen? Maar waarom dan? Of is dit recentelijk gemaakt? Maar door wie toch? Heeft een foto van haar uit de krant van vijf jaar geleden model gestaan? Of was dit allemaal een groot toeval en verbeelde ik mij dingen die er niet waren? Allemaal vragen die door mijn kop schoten. Het schilderij leek, ongewoon voor de rest van de winkel, een oude lijst maar vrij van stof en het doek leek in perfecte staat te verkeren. De gedachte van het toeval verdween vrijwel direct uit mijn hoofd. Wat ik zag was echt, echter dan al die verdwijn theorieën van de afgelopen jaren. Maar wat waren de consequenties van deze vondst? Betekende dit dat zij nog in leven was? Buiten verdween de regen en brak een zonnestraal door de wolken. Het licht scheen door het raam van de voorkant en verlichte de hele winkel voor een paar seconde. Donkere wolken schoven voor de zon en alles werd weer bedekt door een grijze tint.  

Ik doorzocht de winkel nogmaals op een eigenaar. Rende door de verschillende ruimtes en riep. Ik vond achterin, half verscholen achter een kast, een deur. Ik trok eraan en klopte maar het bleef dicht en het geluid van mijn stem en bonken op de deur verdwenen in de stilte. De winkel bleef volkomen verlaten. Ik liep weer terug naar de achterkamer van het schilderij. Ik ging met mijn rug tegen het raam staan en zakte op de grond. Ze had nog steeds die glimlach op haar gezicht en ze zat nog precies zoals ze zat toen ik haar zo juist even verlaten had. Ik kreeg het gevoel alsof ze mij uitlachte dat ik jaren gelooft heb dat zij er niet meer was, dat zij was verdwenen in het niets. Ik voelde dat het niets ook mij zou gaan opslokken en voelde in mij een gevoel ontstaan dat mij tot actie dwong. Het gevoel had een vrouwenstem en ik luisterde gewillig naar.    

Ik stond op en pakte het schilderij van de muur. In mijn handen voelde het verrassend licht aan. Ik stond weer even vertwijfeld in de ruimte, ’en nu?’ Ik kon het mee naar buiten nemen. Ermee naar de politie gaan en ermee aantonen dat ik bewijs heb dat zij nog leeft. Dat mijn verloofde niet verdwenen is maar hier nog ergens is. Dat zij mij niet verlaten heeft. Mijn verloofde hield van mij en kan mij niet verlaten hebben. Mensen verlaten elkaar alleen maar als ze ongelukkig zijn. Wij waren gelukkig en zij was mijn verloofde. Wij zouden gaan trouwen, samen oud worden en, als de tijd echt daar was, samen sterven. 

Alle emoties van de tijd dat zij verdween kwamen weer terug. Het niets vulde zich weer met verdriet, wanhoop en ongeluk. Ik hing het doek weer terug en verliet vlug de winkel. Episodes uit mijn leven die ik verdrongen had en die ik verdrongen wilde houden kwamen weer terug. Mijn verloofde is dood. Zij is hier niet meer en ik zal haar nooit meer zien. Ik sloot de deur achter mij dicht en voelde ineens hoeveel honger ik had.  

III

Buiten stond er nog steeds een gure wind en was het koud maar droog. Ik liet de winkel achter mij en dook doelloos de straten in, weg van het schilderij. De regen had grote plassen achter gelaten en het was mij onduidelijk hoelang ik binnen in de winkel was geweest. Met trillende handen haalde ik een pakje sigaretten uit mijn zak en stak er één aan. Na een onbepaalde tijd gelopen te hebben had ik nog steeds geen idee waar ik was. Ik had ook niet van mijn omgeving in mij opgenomen en iedere straat zag er nog onbekender uit dan de vorige. Ik begon mij steeds zwakker te voelen en ik moest snel iets eten. Nadat ik weer in een onbekende straat was beland zag ik aan het einde een café. Het café was open en binnen was het warm. Een paar oudere mannen zaten in een hoek aan een tafel te kaarten en een eveneens oudere vrouw las een tijdschrift aan de bar. Het interieur bestond vooral uit hout met goedkope afwerkingen van metaal. De enige ober stond glazen te spoelen achter de bar en leek niet te merken dat ik binnen kwam, alleen een oudere man uit de hoek volgde mij aan met zijn kleine grijze ogen die net boven zijn kaarten uitkwamen toen ik de deur opende.   

Ik liep naar de bar en vroeg om wat te eten en sterke koffie. De ober keek mij even aan maar zweeg, ik wilde herhalen wat ik zei maar voordat ik dit kon doen knikte hij, draaide zich om en liep naar een deur achter de bar. De koffie was snel klaar en werd geruisloos op mijn tafeltje gezet. Het smaakte nergens naar maar de warmte deed mij goed. Ik keek door het raam en zag een grijze straat met grijze huizen onder een grijze lucht. Spatten regen op de ramen gleden naar beneden en het leek even of de wereld buiten huilde en het raam een spiegel was.

Het schilderij doemde weer op in mijn gedachten. Vooral de kleine details ervan, de ring, haar medaillon en de subtiele rimpels bij haar ogen van ouderdom, lieten mij niet los. Het eten werd bezorgd en ik at het zonder aan iets anders te kunnen denken dan wat ik gezien had in die winkel. Het eten smaakte en ik voelde mijn krachten weer terug komen. Ik nam een laatste slok van de koffie en sloot mijn ogen. Op dat moment leek ik mij van alles bewust te zijn. Het zachte geluid van het schuffelen van de kaarten, glazen die op elkaar werden gestapeld en het omslaan van een bladzijde, alles hoorde ik. Ik opende mijn ogen weer en iedere impressie die ik op deed liet een tinteling achter op mijn huid. Ik zag wat er gebeurde, wat er zojuist in die winkel gebeurd was en wist wat er zou gebeuren. Ik betaalde en verliet het café. Ik was vastbesloten om het schilderij terug te vinden en mee te nemen. Wij zouden weer samen zijn.   

Ik was na enkele straten alweer verdwaald en kon het café noch de winkel terugvinden. Boven mij begonnen donkere wolken zich weer samen te trekken en de eerste regendruppels vielen alweer naar beneden. Na een uur door de regen het doolhof van stegen te hebben doorzocht begon ik wanhopig te worden. Ik steunde met mijn rug tegen een muur en zakte door mijn knieën. Ik begon weer te snikken en wilde mij erbij neer leggen dat ik haar nooit meer zou zien. Ik wilde op de grond zitten terwijl de regen de tranen van mijn gezicht weg zou spoelen. Ik wilde dat de regen mij wegspoelde. Maar voordat ik de natte grond raakte hoorde ik een hard bekend geluid. Het was het getik van vrouwenhakken op stenen en het kwam van om de hoek. Ik stond op en liep snel de hoek om, waar het geluid vandaan kwam. Er was niemand te zien maar door de smalle straten en hoge huizen hoorde ik nog de echo van het geluid. Ik liep de steeg door en zag in mijn ooghoek de straat met de winkel. 

De deur maakte het zelfde piepende geluid toen ik hem opende. De houten planken  maakte hetzelfde knarsende geluid toen ik erop liep en hetzelfde schilderij hing aan dezelfde muur toen ik weer de kleine achterkamer inkwam. Ze leek blij mij te zien. Ze was niks veranderd en toch voelde ik dat er tussen ons iets veranderd was. Ik voelde geen angst of ongeloof meer, ik voelde enkel tedere liefde die ik zo lang gemist had. Ik stapte op haar af en nam haar van die koude muur. Drukte haar dicht tegen mijn warme borst. Zij keek mij liefdevol aan en ik keek liefdevol terug. Het was alsof zij nooit weg was geweest. Oscar Wilde schreef in 1889 in het essay ’The Decay of Lying’ de beroemde zin: ’Life imitates art far more than art imitates life.’ En misschien toont dit schilderij zijn gelijk. Misschien heeft het schilderij veel eerder het licht van onze zon kunnen ervaren dan mijn verloofde. Misschien is haar bestaan een nederige imitatie geweest van de kunst. Ze verdween met een schilderij en ik heb haar teruggevonden in een schilderij.

De regen kletterde weer hard tegen de ramen. Als ik het zo mee zou nemen zou het vergaan. Ik moest het beschermen. Maar met wat? Mijn jas was nog te nat en achter de toonbank kon ik niks vinden wat kon dienen als hoes. Ineens raakte ik in paniek. Ik kon niet meer in alle rust naar haar kijken, ik ging mij zorgen maken over mijn omgeving. Wat als er iemand binnen kwam? Wat als er toch al iemand in de winkel was en mij weer van haar zal scheiden? Wat als dit allemaal een grap blijkt te zijn? In dit moment van wanhoop viel mijn oog op een van de tafels waar zoveel oud servies op uitgestald was. Het stond op een tafelkleed. Een tafelkleed kon dienen als doek dacht ik al snel. In één ruk trok ik het kleed van de tafel af. Het servies maakte een oorverdovend lawaai toen het op de grond viel. Ik bleef een seconde staan en luisterde naar de scherven en de korte stilte daarna. Het bleef stil. Er was enkel het geluid van gevallen servies en toen niks. Ik wikkelde het kleed snel om het doek stapte over de scherven heen en verliet de winkel.

IV

Een week later staat het volgende bericht in de krant: 

Gisteren heeft de politie bekend gemaakt dat er een man wordt vermist. Hij is voor het laatst afgelopen zondag gezien in de stad X. De politie heeft geprobeerd zijn laatste uren te achterhalen en kwamen met de volgende tijdlijn: 

Beveiligingsbeelden tonen dat de man tegen het einde van de ochtend de centrale bibliotheek verlaat. De politie vermoed dat de man op zoek ging om iets te eten en daarna weer terug zou komen naar de bibliotheek aangezien zijn tas in een kluisje daar is teruggevonden. Hierna is er een gat van ongeveer twee uur voordat iemand hem weer gezien heeft. 

De barman van een café heeft hem herkend toen de man ergens tussen twee en drie het café A. binnen kwam. Hij maakte volgens de barman een ongeduldige en nerveuze indruk en leek diep in gedachten verzonken te zijn. Nadat hij zijn maaltijd op had stond hij resoluut op, betaalde en verliet weer snel het café, alsof hij iets belangrijks te doen had. 

Tot slot heeft een oudere vrouw de man herkend toen hij langs haar huis liep. De vrouw kwam net naar buiten om haar hond uit te laten toen zij hem langs zag lopen. Hij had een pakket onder zijn arm dat verwikkeld was in een oud tafelkleed, de afmetingen hadden volgens haar het meeste weg van een schilderij of een plank. De man maakte een vrolijke indruk en leek te glimlachen. Hierna is niets meer van de man vernomen of heeft iemand aangifte gedaan van een verdwenen schilderij. De oudere vrouw wilde niet geloven dat de man zomaar verdwenen was. ’Vrolijke mensen verdwijnen niet, die gaan op vakantie’ zou haar moeder altijd hebben gezegd en daar sloot zij zich bij aan.

Over ‘Over de Muur’

Afgelopen zaterdagnacht bevond ik mij rond half 4, in enigszins beschonken toestand, in de metro richting huis. Ik kon niet de concentratie opbrengen om in mijn meegnomen boekje te lezen en besloot daarom om naar de ’Harrie Jekkers cabaret lijst’ op mijn Ipod te luisteren. Terwijl ik daar grinnikend tussen de dronken Duitsers zat kwam ook het bekende nummer ’Over de Muur’ van het Klein Orkest voorbij. Harrie Jekkers was de frontman van deze band en in 1984 brachten zij het nummer ’Over de Muur’ uit. Het nummer werd een aardige hit en is ook ieder jaar weer te vinden in de top 100 van de radio 2 top 2000. 

Terwijl ik het nummer luisterde ontging mij, ondanks mijn in nevelen gehulde gedachten, natuurlijk niet de symboliek die op dat moment plaats vond. Ik als ’vrije westerling’ leefde nu, dertig jaar na verschijning van het liedje, midden in Oost. Het zijn niet meer enkel de vogels die van west naar oost gaan maar inmiddels ook weer de mensen. Met dit in mijn gedachte besloot ik om de tekst van het nummer er bij te pakken en te kijken wat er nu nog over is van de bezongen plekken en handelingen. Aangezien ik gisteren te brak was doe ik dit nu. 

 

De eerste twee coupletten gaan over Oost-Berlijn en de DDR:

Oost-Berlijn, Unter den Linden

Er wandelen mensen langs vlaggen en vaandels

Waar Lenin en Marx nog steeds op een voetstuk staan

En iedereen werkt, hamers en sikkels

Terwijl in paradepas de wacht wordt gewisseld

40 Jaar socialisme, er is in die tijd veel bereikt.

In dit eerste stuk worden de positievere kanten van de DDR en Oost-Berlijn beschreven. Unter den Linden was voor de deling van Duitsland ’de straat’ van Berlijn. Hij begint bij de Brandenburger Tor en eindigt na zo’n 1,5 km bij de Schloßplatz op de Museuminsel. Grootse en belangrijke gebouwen staan hieraan. Mijn universiteit(wat eerst een paleis was) de opera, Hotel Adlon, de Russische Ambassade, nog een paleis en andere pronkgebouwen. Tijdens de DDR werd de avenue gedeeltelijk in oorspronkelijke staat herbouwd maar ook verpest met de bekende lelijke DDR architectuur. De Brandenburger Tor stond op de grens met het westen en alles eromheen was dus niemandsland. Na de val van de muur heeft de avenue een grote renovatie ondergaan en is men nu bezig om een metro eronder aan te leggen tussen Alexanderplatz en Hauptbahnhof. 

Unter den Linden nu en vlak na de oorlog:

ImageImage

De tweede zin verwijst naar de parade’s die hier wekelijks plaatsvonden in de DDR tijd. Dit werd gedaan als een machtsvertoon naar het westen, en werden na de val van de muur natuurlijk niet meer gehouden. Lenin en Marx stonden niet letterlijk op of bij Unter den Linden op een sokkel. Daarvoor moest je ietsje verder lopen in oostelijke richting naar het Schloßplatz. 

Voor de oorlog stond hier het grote Stadtschloß maar deze is na de oorlog door de DDR opgeblazen om plaats te maken voor het afschuwelijke ’Palast der Republik.’ In dit gebouw zetelde de Volkskammer(Parlement van de DDR), waren restaurants en cafés en telefooncellen die veel werden gebruikt. Voor het gebouw, aan de andere kant van de Spree, stond een groot beeld van de twee geestelijke vaders van het Socialisme: Karl Marx en Friedrich Engels, geen Lenin dus. Het palast is inmiddels afgebroken omdat het 1. Symbool stond voor een misdadig regime, 2. enorm veel asbest in zat en 3. afschuwelijk lelijk was. Nu zijn ze er, gelukkig, weer het Stadtschloß aan het herbouwen met de originele buitenkant. Marx en Engels zijn verhuisd. Ze staan niet meer zo centraal maar zijn naar de zijkant van het park verhuisd. 

Palast der Republik en herbouwing van het Stadtschloß

Image Image

Tot slot een drietal zinnen over de noeste arbeid van de inwoners van de socialistische republiek. Er was geen zichtbare werkloosheid en de sociale voorzieningen waren er goed. Kinderopvang, school, sociale zekerheid etc. was er allemaal. Maar hier stond natuurlijk wat tegenover. Dit wordt in het volgende couplet bezongen. 

Maar wat is nou die heilstaat

Als er muren omheenstaan

Als je bang en voorzichtig met je mening moet omgaan

Ach wat is nou die heilstaat

Zeg mij wat is ‘ie waard

Wanneer iemand die afwijkt voor gek wordt verklaard

De mensen werden door de Stasi(geheime dienst van de DDR) enorm onderdrukt. Je mocht geen afwijkende mening uiten, mensen gaven elkaar aan in ruil voor kleine privileges, iedereen hield iedereen in de gaten. Je kon niemand vertrouwen en leefde in een soort paranoia van 24/7. Dit wordt prachtig neergezet in de film ’Das Leben der Anderen.’ 

Er heerst nog steeds een soort nostalgisch verlangen onder voormalige DDR burgers, beter bekend als Ostalgie. Na de hereniging van Duitsland viel er een hoop sociale zekerheid weg, ontstonden enorme werkloosheid problemen in het oosten omdat de DDR industrie niet kon concurreren met die van het westen en gepensioneerden hebben geen/beperkt recht op pensioen van de staat omdat zij daar nooit aan mee hebben betaald. Zoals altijd met nostalgie wordt het verleden verheerlijkt en vergeet men de slechte dingen zoals de eerder genoemde onderdrukking en dat je uren in de rij moest staan voor een extra paar schoenen of dat je maar in één winkel in de stad bananen kon krijgen.      

Het refrein: 

En alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn

Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten

Over de muur, over het IJzeren Gordijn

Omdat ze soms in het Westen, soms ook in het Oosten willen zijn

Omdat ze soms in het Westen, soms ook in het Oosten willen zijn

Er wordt hier gebruik gemaakt van een mooie beeldspraak dat alleen de vogels vrij van oost naar west, en andersom konden gaan. Hoewel de mensen uit het oosten niet vrij naar het westen konden, konden mensen uit het westen wel Oost-Berlijn bezoeken. Je moest de oversteek maken bij Checkpoint Charlie in de Friedrichstraße, mocht maar een X aantal uur blijven en werd gedwongen om een minimum aantal van Oost-Duitse Marken te wisselen tegen erg ongunstige wisselkoersen. Daarnaast mocht je natuurlijk niet overal komen en als je er langer wilde blijven moest je je om de zoveel tijd melden bij de autoriteiten. Veel toeristen bleven dan ook aan de westerse zijde en maakte gebruik van de vele uitkijkplateau’s die tegen de westerse kant van de muur waren gezet om een blik te werpen in de ’Socialistische heilstaat.’ 

Mensen die vanuit het oosten toch te oversteek waagde werden gevangen genomen of inderdaad neergeschoten, soms met dodelijke uitkomst. De mensen op de plateau’s konden alleen maar kijken in afschuw en waren verder machteloos.     

Checkpoint Charlie voor de val van de muur en nu:

ImageImage

Dan twee coupletten over West-Berlijn. Ook hier is de eerste weer positief en de tweede negatief. 

West-Berlijn, de Kurfürstendamm

Er wandelen mensen langs porno- en peepshow

Waar Mercedes en Cola nog steeds op een voetstuk staan

En de neonreclames die glitterend lokken

Kom dansen, kom eten, kom zuipen, kom gokken

Dat is nou 40 jaar vrijheid

Er is in die tijd veel bereikt

De Kurfürstendamm en omgeving ontwikkelde zich na de oorlog tot het centrum van West-Berlijn. Hieraan lag het grote warenhuis Ka-De-We(Kaufhaus des Westens), het bekende station Bahnhof Zoologischer Garten(bekend van de kinderprostitutie uit het boek ’Wir kindern von Bahnhof Zoo’ van Christiane F.) en de Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche(een kerk die door de oorlog erg beschadigt was en in deze staat is blijven staan ter nagedachtenis aan de vernietiging van de oorlog in de stad). Nu vind je er alle bekende kleding winkels en naarmate je de K’damm verder naar het westen afloopt worden de winkels steeds duurder.    

De porno- en peepshow zijn er niet echt meer aanwezig. Er is nog wel het ’Sex-museum’ van Beate Ushe met bijpassende winkel maar verder is er niet veel meer te merken van een losbandige sexuele moraal of iets dergelijks. De andere verleidingen die genoemd worden vind je er ook niet echt meer terug. Voor gezellige cafés en restaurants kan je beter de omgeving van het nabij gelegen Savigny Platz bezoeken en veel neonreclames vind je er ook niet meer. Het Mercedes logo is nog wel aanwezig.

Links de K’Damm en in het midden de Gedächtniskirche. Foto onder Bahnhof Zoo:

ImageImage

Het tweede couplet met de negatieve kanten van het westen:

Maar wat is nou die vrijheid zonder huis, zonder baan

Zoveel Turken in Kreuzberg die amper kunnen bestaan

Goed! Je mag demonstreren maar met je rug tegen de muur

En alleen als je geld hebt dan is de vrijheid niet duur

De armoede in West-Berlijn wordt genoemd. En West-Berlijn was ook een arme lelijke stad. Ook hier was de woningnood hoog na WOII en zijn er veel gelijksoortige plattenbau flats neergezet. Veel bedrijven en professoren werden gesubsidieerd door de overheid om zich in Berlijn te vestigen. Met name in de wijk Kreuzberg was het slecht vertoeven. 

De wijk lag tegen de muur aan en een hoop Duitsers wilden er niet wonen vanwege de slechte woonomstandigheden en ligging. Hierdoor kwamen er een hoop (Turkse) gastarbeiders te wonen die de lage huren nog net wel konden betalen. De wijk groeide uit tot een klein Istanbul en vandaag de dag is Berlijn, met iets meer dan 100.000 Turkse inwoners, de grootste Turkse stad van Europa na Istanbul. Veel wonen er nog in Kreuzberg maar ze zijn inmiddels door de hele stad verspreid. Kreuzberg zelf is inmiddels de hippe uitgaanswijk geworden en steeds meer huizen worden opgeknapt waardoor de huren stijgen en veel ’oorspronkelijke’ bewoners het niet meer kunnen betalen en moeten verhuizen. Kreuzberg is nog steeds Hip maar verliest steeds meer terrein aan de wijk Neukölln, die onder Kreuzberg ligt en een soortgelijke ontwikkeling doormaakt.         

Omgeving van U-bahnstation Kottbusser Tor, beter bekent als ‘Kotti’, de centrale omgeving van Kreuzberg. Andere foto is van de Oranienstraße waar alle cafés en kroegen zitten:

Image

 

Image

 

Tot slot weer het refrein met een verandering aan het einde:

En de vogels vliegen van West- naar Oost-Berlijn

Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten

Over de muur, over het IJzeren Gordijn

Omdat ze soms in het Oosten, soms ook in het Westen willen zijn

Omdat er brood ligt soms bij de Gedaechtniskirche, soms op het

Alexanderplein…    

De gedächtniskirche heb ik al benoemd maar Alexanderplatz nog niet. De omgeving van dit plein was het oostelijke equivalent van de K’damm en omgeving. De bekende Fernsehnturm staat er vlak bij, de Karl-Marx Allee komt er op uit en in 1970 werd het Zentrum-Warenhaus geopend waar je alle ’luxe-producten’ kon krijgen, zoals bananen en meerdere soorten tandpasta. Tegenwoordig zit er een groot warenhuis ala de Bijenkorf in, staat er een groot hotel aan en hebben de Saturn en de C&A er grote filialen zitten.

Alexanderplatz toen & nu:

 

ImageImage

De vogels zijn zoals gezegd niet meer de enige die nu vrij tussen Oost en West kunnen reizen. Hoewel er nog een hoop zichtbare en onzichtbare grenzen zijn tussen beide stadsdelen is er in 30 jaar tijd een hoop veranderd en bereikt. 

  

Over de demografie, het Berlijnse OV en altijd maar weer die muur.

Berlijn telde op 31 december 2012 ongeveer 3,5 miljoen inwoners op een oppervlakte van zo’n 891km2 met een bevolkingsdichtheid van 3960 inwoners/km2. Ter vergelijking: Amsterdam heeft een bevolkingsdichtheid van 4921 inwoners/km2, Londen 4761 inwoners/km2 en Parijs(exclusief voorsteden) 21.347 inwoners/km2. Wat wil ik met deze cijfers zeggen behalve dat Parijs al overbevolkt is zonder toeristen? Ik wil duidelijk maken dat Berlijn een enorm uitgestrekte stad is met relatief weinig inwoners.  

Hoe komt dit vraagt u zich af? Eind negentiende eeuw begon Duitsland te industrialiseren en Berlijn ontwikkelde zich al snel als een belangrijke industriestad waar de grote fabrieken zich graag vestigden. Uit alle uithoeken kwamen de mensen naar de stad toe en de levensomstandigheden waren dan ook niet al te best voor het meerendeel van de bevolking toen de wereld de twintigste eeuw inging. Grote fabriekshallen rezen op uit de grond langs de stad en vele arbeiderskazernes ontstonden eromheen. Het gebied rond s-bahnhof Gesundbronnen in het noordelijke deel van de stad is hier een goed voorbeeld van. Vlak voordat de industrialisering Berlijn bereikte werd hier een bron gevonden. Het leek er even op dat dit gebied door de rijken bewoond zal worden en als een soort kuuroord zal gaan fungeren. Toen men net wilde gaan bouwen aan dit, op papier, idyllische oord bereikte de industrie de stad. Een kuuroord was niet meer nodig, het gebied werd volgebouwd met fabrieken en arbeiderswoningen. Wie er nu komt ziet nog steeds dat dit een arm gebied is en op de huizen langs het spoor is nog het zwart van de vroegere fabrieksuitstoot te zien. Enkel de naam van het station herinnert aan wat het ooit geweest kon zijn.  

In de jaren twintig had Berlijn zijn grootste inwonersaantal van zo’n 4,5 miljoen mensen. Hierna zorgde de tweede wereldoorlog en de verdeling voor verdere bevolkingsafname. Als je in de stad rondloopt valt soms ook op hoeveel lege plekken er zijn. Er wordt overal druk gebouwd maar het duurt nog wel even wil alles zo volgebouwd zijn zoals wij het in Nederland kennen. En de grote afstanden hier waren voor mij ook zeker wennen aangezien ik Leidsche afstanden gewend was, alles is 5 tot 10 minuten lopen of als je in een luie bui bent 3 minuten fietsen.

Daarbij komt nog dat de stad niet echt 1 centrum kent zoals de meeste steden. Je kan lang zoeken naar een typische Duitse Altstadt met leuke kleine straatjes en oude gebouwtjes, maar je zal het niet vinden. Door de oorlog en de deling is ’het centrum’ zo gedecentraliseerd geraakt dat iedere wijk eigenlijk een beetje zijn eigen centrum heeft. Om deze enorme stad te lijf te gaan kan ik je dus aanraden om alternatieven te zoeken naast het wandelen. 

De fiets is natuurlijk het eerste alternatief dat bij ons Nederlanders opkomt. Helaas verliest dit nobele verkeersmiddel al snel zijn charme als je, in mijn geval, iedere dag 50 minuten zal moeten fietsen naar de uni op een oude stalen DDR fiets die alleen in de zwaarste versnelling kan omdat anders de remmen het niet goed doen, en dan ook nog eens zwaar bezweet aankomt. Daarnaast kan je als toerist natuurlijk een fiets huren maar aangezien je niet op iedere straathoek de kaart er weer bij wil pakken om te kijken waar je nou in godsnaam heen moet en nogal schikt van het gebrek aan fietspaden is het andere alternatief, en eigenlijk de kern van dit stuk, natuurlijk het beste. U raadt het al, ik heb het hier over het Openbaar Vervoer. 

Ik gebruik iedere dag de U-bahn(metro) om van mijn huis naar de unie en het centrum te komen. Hoewel de reistijd van een eventuele fietstocht al drastisch wordt verkort ben ik nog steeds zo’n 35 minuten onderweg. Een Nederlandse vriend hier, die hier wel dicht bij de unie woont, zegt dan ook wel eens dat ik eigenlijk in vergelijking met Leiden in Den Haag zou wonen qua reistijd. Ondanks deze ietwat verontrustende constatering ben ik niet geheel depressief geworden aangezien Berlijn een uitgebreid en uitstekend OV netwerk heeft. Je hebt de U-bahn, S-bahn, R-bahn, Metro-tram, tram, bus en zelfs veerponten. Een kaartje kost €2,60 en je mag er dan 2 uur lang onbeperkt mee reizen in elke vorm van OV, daar wordt een mens toch blij van in vergelijking met de €3 die je voor een 1-uur kaartje betaalt in Den Haag. Daarnaast is een belangrijk aspect, in vergelijking met bijvoorbeeld Parijs, dat iedereen zonder poortjes de metrostations in kan. Ook vind je in het OV een hoop minder gekken dan in Parijs en heb ik mij er altijd, ongeacht het tijdstip, altijd veilig in gevoeld. Er wordt zelden gecontroleerd en toch koopt iedereen een kaartje. De Duitsers houden zich graag netjes aan de regels en het systeem werkt. 

Naast de U-bahn is ook de S-bahn een belangrijke manier van vervoer. Het is een soort Randstadtrail meets stoptrein die veel boven de grond maar ook onder de grond rijdt. In tegenstelling tot de U-bahn rijdt hij vaak verder naar de buitenwijken en het belangrijkste traject Alexanderplatz-Zoölgischer Garten, van voormalig centrum oost naar voormalig centrum west, wordt erdoor gereden met gemiddeld een half miljoen reizigers per dag. Daarnaast rijdt de S-bahn ook nog een ander belangrijk traject, de Ringbahn

De Ringbahn rijdt, zoals de naam al doet vermoeden, een rondje rondom de A-zone van de stad. De S41 rijdt linksom en de S42 rechtsom, een rondje Ringbahn duurt 60 minuten en komt langs 27 haltes. Hij is ongeveer 37 kilometer lang en per dag rijden er +/- 400.000 mensen mee. Hij rijdt grotendeels boven de grond en je krijgt zo een mooi beeld van de stad. Vanaf 1926 rijdt de S-bahn over de ring maar nadat Oost-Berlijn door de bouw van de muur in 1961 van het westen werd afgesloten konden er ook geen rondjes meer worden gereden. Hoewel driekwart van de ring in het westen lag gingen de opbrengsten naar de DDR. Na de bouw van de muur riep de toenmalige burgermeester van Berlijn, Willy Brandt, op tot een boycot van de S-bahn. Tot de muur viel werd er dan ook bar weinig gebruik van gemaakt door de West-Berlijners.

Ook de U-bahn had te maken met de bouw van de muur. Alle metrolijnen tussen Oost en West werden op de grens afgesloten en vanuit oostelijke kant werden de stations dichtgemetseld. Bij U-bahn halte Bernauerstraße is hierover een uitgebreide openluchttentoonstelling te zien. Dit was tevens de plek waar de iconische foto van de DDR soldaat die tijdens de bouw van de muur op het laatste moment over het prikkeldraad vluchtte naar West-Berlijn. De man vertrok naar München waar hij een nieuw leven met gezin opbouwde. Hij had geen contact meer met zijn familie in de DDR, zij zagen hem als een verrader. Na de val van de muur kwam de man weer in het nieuws en werd hij als icoon van de Wiedervereinigung gezien. Zijn familie uit de voormalige DDR wilde nog steeds geen contact met hem hebben en uiteindelijk heeft hij zelfmoord gepleegd. 

Op het stuk land tussen U-bahnhof Bernauerstraße en S-bahnhof Nordbahnhof zijn ook vele vluchttunnels gegraven toen de muur er nog stond, met wisselende afloop. Nu loop je er over het groene gras van een park met enkele foto’s en monumenten die herinneren aan die tijd. In het gras liggen metalen strepen die de route van de tunnels symboliseren en weer wordt je getroffen door de gedachte hoeveel een mens over heeft voor de vrijheid. Vanmiddag toen ik de U-bahn uit kwam zag ik ook weer mensen rennen door een soort tunnel, het metrostation. Maar het waren geen vluchtelingen meer uit de DDR. Het waren moeders met kinderwagens die als eerste bij de lift wilde zijn. Uiteindelijk stonden ze met ze vijven in de rij, er kan maar één moeder + kinderwagen per keer omhoog. Maar ze hebben de tijd, buiten wacht de vrijheid weer op ze, alsof hij nooit is weggeweest, en het maakt niks uit dat het hier hartje Oost is.      

 

Over mijn eerste collegeweek

Zo de eerste week college hier zit erop. Al is ‘week’ een beetje een groot woord. Mijn eerste collegeweek bestond namelijk uit precies 1 dag met twee colleges. Ik hoor u denken, de luie hond, maar laat ik hier enige toelichting geven om mij te ontdoen van dit beeld. 

Ik ben hier voornamelijk gekomen om mijn scriptie te schrijven. Dit doe ik in goed contact met mijn begeleidend docent van de universiteit Leiden. Ik doe hier in de bibliotheken en archieven onderzoek, schrijf hier wat over en stuur dit naar hem. Hij kijkt het na, zet er op- of aanmerkingen bij en stuurt dit weer naar mij terug. Uiteindelijk moet hier een mooie scriptie uitrollen. Echter volg ik ook enkele vakken hier. Ik doe dit voor wat verdieping en verbreding, de ervaring van het volgen van colleges hier in het Duits en, ook niet onbelangrijk, om mijn Erasmusbeurs te krijgen. 

De vier vakken waar ik mij voor ingeschreven had zouden plaats vinden op maandag, dinsdag en donderdag. Het liep echter wat anders. Zo heb ik het afgelopen weekend nog op het laatste moment gewisseld van vak. Die van maandag vervalt en ik krijg er een bij op woensdag. 

Dinsdag begon dus het grote feest en ik had mijn eerste hoorcollege over de ondergang van het Romeinse rijk. Om 12 uur zou dit college aanvangen in het gebouw aan de Friedrichstraße 191, 5de etage. Normaliter zit het instituut geschiedenis in het hoofdgebouw aan Unter den Linden maar, zoals zo’n beetje overal en altijd in Berlijn, wordt de vleugel verbouwd en zitten zij dus tijdelijk aan de Friedrichstraße. Het gebouw is een groot zwart kantoorgebouw en toen ik netjes om 1150 de ruimte binnen kwam viel het mij gelijk op dat het een tijdelijke ruimte was. Normaliter heeft een collegeruimte tafels met stoelen erachter zodat de tafel kan dienen als een soort bureau, of in de grotere ruimtes zijn de bekende naar beneden aflopende rijen klapstoeltjes met klaptafeltjes aanwezig. In deze ruimte stonden echter een hoop plastic stoelen verward door elkaar. Aan iedere rechter leuning van de stoel zat een mini plankje dat je kon klappen zodat het als ‘tafeltje‘ kon dienen. Mijn laptop paste er nog net op. Ik nam plaats in een stoel bij het raam en observeerde de rest van mijn omgeving. Langzaamaan kwamen er georganiseerde rijen in de stoelendans en het werd ook steeds drukker. Op internet stond dat er plaats was voor maximaal 100 personen maar de stoeltjes begonnen steeds sneller bezet te raken en er bleven maar mensen binnen komen. Uiteindelijk moesten mensen bijna figuurlijk op de schoot bij de professor bij het katheder gaan zitten of mensen moesten in de deuropening blijven staan. Als ik naar de deur achter mij keek zag ik op de gang achter de mensen die in de deuropening stonden nog het hoofd van een wanhopig meisje naar het katheder kijken, ze leek op haar tenen te staan. Wat ook opviel was het hoge gehalte oude mannen. Zonder te overdrijven denk ik dat minstens 1/3 grijs, grijzend en/of kalend was. Dit is natuurlijk helemaal niet erg maar toch opvallend. Tot slot zag ik sommige mensen die linkshandig waren verkrampt schrijven aan stoel-tafelklap-combinatie voor rechtshandigen, alle linkshandige stoelen waren al bezet en een gevoel van medelijden bekroop mij. Het college verliep verder redelijk probleemloos, hoewel de beamer dienst weigerde en de professor haar verhaal dus zonder deze ondersteuning moest vertellen kon ik alles redelijk goed volgen. Toen het afgelopen was voelde ik zelfs enig gevoel van teleurstelling dat het was afgelopen. 

Het tweede college vond twee uur later wel plaats in het hoofdgebouw aan Unter den Linden. Het is een hoorcollege over WOI en iedere week komt een andere expert hier iets over vertellen. Deze eerste keer sprak een politicoloog maar over een paar weken komt er bijvoorbeeld ook een psychiater spreken. De zaal was een oude klassieke college zaal waarin, zo leek het, al sinds de oorlog geen bouwvakker of schilder meer was geweest. Ook hier was het stampvol met veel oude mensen en was het verhaal goed te volgen. Tot slot had ik nog een kleine bijeenkomst met alle Erasmusstudenten van het instituut geschiedenis waar ons enkele organisatorische zaken werden verteld en wij onze ‘mentoren’ ontmoetten. Helaas was mijn mentor niet aanwezig vanwege een inschrijving en heb ik de avond in de kroeg geëindigd.

Het college van woensdag zou om 10 uur beginnen en ik was een beetje laat van huis vertrokken. Mensen die mij wat beter kennen weten dat ik nogal gestrest kan worden als ik ergens te laat dreig te komen en ook op deze zonnige woensdagmorgen was het niet anders. Toen ik uiteindelijk toch netjes, wat bezweet, op tijd aankwam bij de ruimte hing er een briefje dat het college volgende week pas zou beginnen. En aangezien het college van donderdag ook pas volgende week begint had ik al weekend. Wat moet een mens ineens met deze onverwachte vrijheid? Ik ben braaf de bibliotheek in gegaan om wat beginnend onderzoek te doen voor mijn scriptie maar ben uiteindelijk toch weer in een boekhandel geëindigd. De komende weken wil ik mij verdiepen in Dostojevski en andere Russische schrijvers van de negentiende eeuw. De persoon waar ik mijn scriptie over schrijf, Arthur Moeller van den Bruck, was ook bijzonder geïntrigeerd door Dostojevski en al zijn werken zijn recentelijk opnieuw naar het Duits vertaald en zijn onder veel lof ontvangen. Twee vliegen in één klap zou ik zeggen. Gisteren en de komende dagen zal ik dus in zijn boeken doorbrengen. 

Tot slot nog enkele laatste opmerkingen. Mijn vorige twee stukken waren een beetje negatief van toon wat het totaal verkeerde beeld kan oproepen dat ik hier als een oude man overal op zit te mopperen. Dit is niet waar. Ik heb het erg naar mijn zin maar over negatieve dingen schrijven is soms zoveel leuker dan over leuke dingen. Toch zal ik in de toekomst proberen wat meer over ‘positieve‘ zaken te schrijven om dit beeld iets te nuanceren. Daarnaast is het natuurlijk pasen en helaas kan ik dit jaar geen eieren zoeken en beschilderen met mijn familie. Maar ik zal ook niet alleen op mijn kamer zitten en naar de Matthäus-Passion luisteren. Dus heb geen medelij met mij. Nee, ik ga naar een brunch van vier Deense filosofie studenten. maar ik neem wel mijn eigen mandje met eieren mee.             

Over de Duitse supermarkten

Als ik in Nederland boodschappen deed, dan deed ik dit 9 van de 10 keer bij de Appie. Je betaalt iets meer maar daar in tegen hebben ze wel een enorm uitgebreid assortiment en praktische verpakkingen zoals de zakjes voorgesneden groente. De Duitse supermarkten, de Lidl en Aldi, staan in Nederland bekent als dé discount supermarkten. Het is er vaak een teringbende is en als iets er niet staat heb je pech. Ook deze service is bij de prijs inbegrepen, deze is dan ook beduidend lager dan die van de Appie. Tussen deze twee uitersten hebben wij nog een breed scala aan andere kwalitatieve supermarkten. Kortom een mens kan zijn geluk niet op in Nederland als hij/zij een supermarkt liefhebber is. 

Ik wist dat ik mijn geliefde Appie los moest laten in de tijd dat ik hier zal zitten maar dat het aanpassingsverschil zó groot zou zijn had ik mij niet voor mogen kunnen houden. Van Kaisers tot Aldi, het is allemaal anders en, mijn excuses voor mijn woordgebruik, platweg kut. Gaarne geef ik een opsomming waarin duidelijk wordt waarom de Duitse supermarkten zo afschuwelijk zijn. 

Het eerste wat je doet als je een supermarkt binnenkomt is een mandje pakken. Dit concept is de Duitsers compleet vreemd. In het gros van de supermarkten is nergens een mandje te vinden. Je hebt de keuze uit een karretje, een doos uit een van de schappen rukken of tamelijk onhandig alles in je handen te houden terwijl je verder winkelt. In de enkele supermarkt die wel mandjes heeft staan ze altijd ergens half onder de kassa met een rij mensen ervoor en geen medewerker die eraan denkt om deze bij de ingang te zetten. 

Ten tweede heb je voor de verse producten alleen maar grote verpakkingen. Eén stukje kipfilet wordt niet verkocht, men wordt gelijk geacht er minstens 3 te kopen. Verse voorgesneden groenten in de handige zakjes zit er ook niet bij en als je dan een aubergine wil kopen worden deze enkel per 3 verkocht. Het zelfde geldt voor prei, wortels en champignons. De diepvries afdeling daar in tegen puilt uit van de ingevroren groente. Maar de meeste plaats in de diepvries is nog wel gereserveerd voor ijs. Sta niet gek te kijken als de helft van de diepvries voor ijs is. 

Ten derde is de supermarkt of erg klein en heeft het een beperkt assortiment of hij is redelijk groot en heeft een beperkt assortiment qua voedingsmiddelen. Verse hamburgers of shoarmavlees vinden kan een hele zoektocht zijn die een bezoek aan 3 supermarkten kan beslaan voordat je besluit om dan toch maar iets anders te maken. 

Ten vierde is het Duitse brood ‘meestal’ een ramp. Na een zoektocht van 2 weken heb ik lekker vers brood gevonden bij de Lidl. Het probleem is alleen dat dit vaak al op is voordat ik na mijn taalcursus en middagactiviteiten de Lidl binnen kom. Kenmerken van het gros van de brooden zijn als volgt: Het valt in no time uit elkaar, na 15 minuten heb je alweer honger en het smaakt helemaal nergens naar. 

Ten vijfde is het overal nog vrij prijzig. Waarin je zelfs bij de Appie nog genoeg producten hebt die nog onder de 1 euro zijn, zijn deze in iedere willekeurige Duitse supermarkt erg moeilijk te vinden. 

Tot slot is het personeel wat er rond loopt vaak te beroerd om maar een stap opzij voor je te doen. Zeker bij de Lidl die voor mij het dichtste bij is heb ik soms het idee dat ze van random leeftijden derde klas prostituees van de straat hebben geplukt en ze een Lidl shirtje hebben aangetrokken. Ik ben vandaag voor de verandering eens de Aldi gaan proberen maar hier was het, voor zover het nog kon, nog bedroevender. De winkel stond voor 1/3 vol met de bekende niet-supermarkt-rotzooi die de Aldi altijd aanbiedt, de lampen waren nog depressiever dan bij de Lidl en er hing een algehele stemming van een uitvaart.  

Zijn er nog voordelen ten opzicht van Nederland? Jazeker, enige nuancering is wel op zijn plaats in dit stuk. De afdeling drank en frisdrank is beduidend goedkoper dan in Nederland. Voor een a-merk halve liter bier betaal je zo’n 70 cent. Ik vrees dat er dus maar een uitweg is uit dit treurige supermarktlandschap…   

Over mijn woning en de buurt waarin in woon

Het is alweer bijna een week geleden dat ik in Berlijn ben aangekomen. Na een treinreis van zo’n 6 uur stond ik afgelopen zondag rond 17:30 op het Berlin Hauptbahnhof en zat ongeveer een uur later in mijn hotelkamer. De volgende ochtend kon ik vanaf 9 uur de sleutel op halen aan de Sewanstraße 219, 10391 Berlin.    

            De Sewanstrße ligt in het district Lichtenberg, en omdat dit een nogal groot district is(van de Berlijns Bijlmer Marzahn in het noordoosten tot Karlshorst in het zuid-oosten) zal ik mijn nieuwe buurt verder helpen te lokaliseren door eraan toe te voegen dat ik bij de U-bahn halte Tierpark uit moest stappen. Nadat ik met mijn drie overvolle tassen het ochtendlicht tegemoet trad en eens rustig om mij heen keek bekroop mij het gevoel dat ik 30 jaar terug in de tijd was gegaan. Wat ik om mij heen zag leek zo uit een DDR woningbouw brochure te komen en naarmate ik verder liep naar mijn adres werd dit gevoel alleen maar versterkt. Hoge hoekige flatgebouwen uit de jaren ’70 keken op mij neer en overal waar ik keek stonden zij. Tussen de flatgebouwen was veel groen en lagen brede wegen die al enige tijd een onderhoudsbeurt nodig hadden. Er waren niet veel mensen op straat en een ochtendzonnetje probeerde de boel nog een beetje op te vrolijken. Na tien minuten stond ik voor het portiek van de Sewanstrße 219. Het was precies een zelfde soort flat die ik op mijn weg erheen had gezien. Hoe kon het ook anders.

            Ik kon mijn sleutel ophalen in het kantoor van mevrouw Katz. Mevrouw Katz was een kleine vrouw van ver in de vijftig met een bril uit de vroege jaren ’50 en donkerrood geverfd haar dat een niet heel natuurlijk volume had. Ik gaf mijn paspoort en melde dat ik mijn sleutel op kwam halen. Ze gebaarde mij plaats te nemen in een stoel tegenover haar bureau en zei dat ze dezelfde ochtend ook een Nederlandse jongen had ingeschreven. Hij heette Arthur en zij keek mij over haar bril vragend aan, of ik hem kende? ‘Nee, sorry mevrouw, die ken ik niet‘ zei ik maar in de hoop dat ze niet boos werd. Ik kreeg uiteindelijk appartement WE 25.13.03.31 toegewezen. Dit kwam er in de praktijk op neer dat ik bij portiek 213 moest zijn, op de derde etage, de rechterdeur en dan kamer 31. Ik dankte haar vriendelijk en verliet haar kantoor, op naar appartement WE 25.13.03.31.

            Toen ik de deur van het appartement openmaakte was het er stil. Op de bel naast de deur zag ik dat er al twee mensen woonde, hun namen waren op papier geschreven en dit was met plakband bevestigd aan de bel. Voordat ik vertrok en het met vrienden over mijn woonsituatie hier had maakte men vaak grapjes over de identiteit van mijn toekomstige huisgenoten. Twee Zweedse schonen was de mogelijkheid die het vaakst genoemd werd. Helaas was de realiteit anders. Uit de namen kon ik niet goed de sekse opmaken, het waren twee exotische namen waarvan ik jullie de exacte spelling en uitspraak zal sparen, al is het maar omdat ik er zelf nog steeds geen weet van heb. Maar uit de schoenen die voor hun deuren stonden kon ik er bijna 100% zeker van zijn dat het jongens waren. Ik bleek uiteindelijk met een jongen uit Azerbeidzjaan en een jongen uit Nigeria te wonen. Twee aardige jongens maar een wereld van verschil met de eerder genoemde Zweedse schonen. De Azerbeidzjaan is inmiddels alweer vertrokken voor een stage in Brussel en zijn kamer is dus weer vrij gekomen. Hoewel een Zweedse schone nog steeds een gedachte is die ik koester zal ik niet te hoog inzetten. Een Nederlandse jongen is ook gezellig, misschien stuurt mevrouw Katz wel Arthur?

            Het appartement was verder goed onderhouden en mijn kamer was al voorzien van een bed met matras, bureau, kleding kast en boekenkast. Echter miste ik gordijnen en lampen. De gordijnen heb ik van de Azerbeidzjaan over kunnen kopen en wat betreft licht ben ik iets primitiever gaan leven, kaarsen zijn erg gezellig. Verder heb ik mijn kamer de afgelopen dagen wat op kunnen fleuren met een grote kaart van Berlijn, waarop ik met pen iedere dag teken hoe en waar ik gelopen heb, en enkele posters van musea die ik heb bezocht. Hoewel het woord gezellig nog niet echt van toepassing is kan je het zeker wel aangenaam noemen.

            Tot slot wil ik nog wat kwijt over de buurt waarin in nu woon. Zoals ik al zei staan er een hoop flats uit de DDR-tijd. Dit zijn de zogenaamde plattenbau-woningen. Door de SED, de communistische partij van de DDR, vluchtig in elkaar gezet met goedkope en saaie materialen om zo snel mogelijk aan ieder gezin een ruime drie-kamer woning aan te bieden. Het woningtekort zou met het behalen van het jaar 2000 opgelost moeten zijn. Helaas voor de DDR liep de geschiedenis anders en staat heel voormalig oost-Duitsland nu vol met dit soort flats, ook in mijn wijk dus. De kolossen worden veelvuldig afgewisseld met brede groenstroken en speelplaatsen voor kinderen. Ook loop ik iedere dag nog langs een, nog operationeel, oud buurtzwembadje en basisschool. Het ontbrak de mensen in de DDR aan een hoop, maar niet aan sociale voorzieningen. Veel flatgebouwen zijn een beetje opgeleukt met wat likken verf maar erg veel heeft het niet veranderd. Ze zien er nog steeds uit als de creaties uit de blokkendoos van een kind, maar dan zonder de onbegrensde creativiteit van een kind, en met de pragmatische inslag van een SED-planoloog.

            De buurt is verder erg rustig. Overdag lopen er vooral oudere mensen hun hond uit te laten en eind van de middag/begin van de avond zie je wat kinderen op straat en mensen die naar huis toe gaan. Door de rust en stilte voelt het zeker niet onveilig aan. Eerder een beetje lethargisch. Bij het U-bahn station staat nog wel een winkelcentrum. Het is moeilijk te zeggen wanneer het gebouwd is maar het heeft het meeste weg van een ruimteschip dat uit de jaren ’80 stamt. Ook is hier een supermarkt in gevestigd die, het is het vermelden waard, 6 dagen per week van 7 uur s’ochtend tot 00 uur s’nachts geopend is.

            Kortom, het is nog even wennen allemaal. Volgende week begint mijn taalcursus en hoop ik wat nieuwe mensen te leren kennen. Ik begin al redelijk ingeburgerd te raken als ik af ga op hoeveel Nederlandse toeristen mij in gebrekkig Duits of engels de weg vragen. Een echte Duitser ben ik nog niet en zal ik ook nooit worden. Maar iemand met veel interesse voor de stad en het land wel. Ik hoop de komende maanden daarvan verslag te kunnen doen op deze blog. Niet alleen van alles wat ik doe, want dat zal veel in de bibliotheek zitten en leest dus niet heel leuk, maar vooral van wat ik zie en over interessante plekken in de stad.

Volgende keer een stukje over het Kulturforum, het gebied waar de prachtige bibliotheek staat vanwaaruit ik dit schrijf.

Foto’s volgen nog, ik ben het kabeltje van mijn telefoon vergeten.